STARTVRAGEN
De protagonist
Het lijden
Aristotelisch drama – of niet?
1e bedrijf – Expositie en motorisch moment
2e bedrijf – Ontwikkeling en dieptepunt
3e bedrijf – Crisis, anagnorisis en peripetie
4e bedrijf – Afwikkeling, slot en stemmingsuitleiding
De Kersentuin toont een micro-kosmos, een weerspiegeling van de toenmalige Russische maatschappij, met alle lagen van de bevolking, in onlosmakelijke samenhang: van grootgrondbezitters tot kleine man, van rijke dame tot dienstmeid, van zakenman tot ambtenaar. Binnen De Kersentuin bewegen zich dan ook veel personages, die ruimschoots in beeld en aan het woord komen. Dat levert een samengesteld handelingsverloop op, met een wirwar van lijnen en lijntjes. Dat wordt zoeken. Vaak is er nauwelijks tot geen verloop in de handeling te bekennen, of worden er binnen een statische situatie alleen (fraaie, sterke) teksten tussen de personages uitgewisseld. Of omgekeerd: bij een oblique spelspanning lijkt alle tekst dan wel geheel vrijblijvend, maar ondertussen worden er wel degelijk slinkse stappen gezet en cryptische klappen uitgedeeld… Kortom: in vele bladzijden tekst-op-papier is het nogal eens stevig zoeken naar beweging in het spel-op-toneel. Maar dat De Kersentuin het zónder enig handelingsverloop zou stellen, is wat al te kort door de bocht. Achteraf zal blijken, dat Tsjechow heel goed wist met welke ‘spelregels’ hij speelde… Daarom zoeken we om te beginnen maar via de bekende drie startvragen.
.
Op zoek naar een protagonist binnen deze druk bevolkte komedie wijzen wij om te beginnen naar de titel van het stuk: De Kersentuin. Dat is dan – overduidelijk – geen verwijzing naar de protagonist, maar naar de locatie. Toch mag ons dat wel even opvallen, want vaak is de titel van het stuk niets anders dan de naam van de protagonist – c.q. de hoofdrol. Dát personage draagt immers het lijden en dáár gaat het om, in de voorstelling. Het wemelt echter ook van de gevallen waarin de titel (letterlijk) geen naam mag hebben en dat zal dan echt geen toeval zijn. Op deze website behandelden we eerder al twee stukken met ‘naamloze titels’: Bloedbruiloft en Bedrog. We mogen aannemen dat iedere schrijver reden genoeg heeft om een treffend etiket op het drama te plakken. Zo ook Tsjechow. Hij zet De Kersentuin voorop. Op de affiches van de voorstellingen schitteren de spelers/personages vaak door afwezigheid… terwijl het wemelt van de kersen, de bomen en de bloesem…
>>> klik op de afbeelding
Het is hier misschien wat lastig zoeken naar een protagonist, in dit bonte gezelschap van spraakzame personages, met veel beloftes en weinig wol. Maar na de eerste overwegingen van de lezer komen er waarschijnlijk drie personages op de lijst van potentiële protagonisten: Lopachin, Ljoebow, Gajew. Een vergelijking tussen deze drie is dan ook wel de moeite waard. Ook door te achterhalen wie juist níet de protagonist kan zijn, komen we zoekend verder in de goede richting.
Lopachin is de eerste die wij onder de loep nemen als potentiëel protagonist. Hij timmert namelijk als geen ander aan de weg. Hij probeert er echt wat van te maken. Dat deed hij niet alleen in de voorgaande story (al zijn succes in de handel), maar dat doet hij juist ook in het hier en nu van de plot. Van begin af aan is hij daar actief als reddende engel, door de hulpeloze Ljoebow en Gajew voortdurend goede raad te geven voor het redden van hun landgoed: dat kan namelijk, door de kersentuin om te toveren tot vakantiepark. Ondanks al zijn actieve pogingen lukt dat uiteindelijk niet, en vervolgens werpt hij zichzelf dan op als nieuwe eigenaar van het landgoed. Inderdaad: Lopachin maakt nogal wat verwikkelingen mee, met een verrassend lijntje… Maar dat alles maakt hem nog geen protagonist, om de simpele reden dat hij nergens enig lijden ondergaat. Al zijn energieke pogingen om de eigenaren op een lucratief pad te zetten worden dan wel achter elkaar in de prullenbak gesmeten, maar die tegenstand ontneemt hem nooit de goede moed. Hij gaat moeiteloos verder, zonder enig lijden te vertonen. Uiteindelijk maakt hij dan wel een grote ommekeer mee, wanneer hij de nieuwe eigenaar wordt, maar dat gebeurt in een vloek en een zucht, en dan ook nog buiten beeld, op de veiling. En tenslotte, wanneer alle personages de kersentuin verlaten, wordt de aandacht van het publiek niet zozeer gericht op Lopachin, maar juist op Ljoebow en Gajew, die geëmotioneerd afscheid nemen van hun verloren huis en tuin… Dat alles pleit niet voor Lopachin als centrale figuur binnen het handelingsverloop.
Verder op zoek naar de protagonist(en) kijken wij vervolgens naar Ljoebow en Gajew: zus en broer, eigenaren van de kersentuin, samen in het zelfde schuitje. Zij delen een voorgeschiedenis en hebben een gemeenschappelijk belang in het verloop: de geliefde kersentuin die hen uiteindelijk uit de handen schiet, tot gezamenlijk verdriet. Wij kunnen daar al snel een lijntje vermoeden, met alle voor- en tegenspoed: hun hoop op behoud van de kersentuin, enkele reddingspogingen en dan toch het grote verlies. De tegenslagen raken hen bovendien diep in het hart en het publiek krijgt daarbij ook ruimschoots de gelegenheid om met hen mee te leven, van begin tot eind. Zij verlaten de kersentuin dan als laatsten, ingehouden snikkend over hun grote verlies. Kortom: de focus op dit tweetal kan ons niet ontgaan. Dat maakt hen echter nog niet direct tot een ‘duo van protagonisten’, zoals dat bijvoorbeeld wél het geval is bij Romeo en Julia, die samen één en hetzelfde lijden delen. Ljoebow en Gajew delen dan wel – in de anekdote – de nodige zaken, maar wat betreft de functie in het handelingsverloop is er een wezenlijk verschil tussen deze twee.
Terwijl Gajew én Ljoebow beiden worden bedreigd met het verlies van hun dierbare kersentuin, kan van Gajew in ieder geval worden gezegd dat hij een poging doet om dat te voorkomen – waarmee hij uiteindelijk geen succes heeft. Dat belooft in ieder geval een zwart-wit-contrast, een ‘wedstrijd’ met een verloop. Maar hoewel Gajew inderdaad nogal wat plannen ventileert om het faillissement te voorkomen, onderneemt hij in feite nauwelijks tot geen enkele actie… Zijn plannetje blijft een plannetje. Nu is het inderdaad zeer goed mogelijk dat ook een ‘passieve protagonist’ een lijden ondergaat: niet door zijn eigen falen in actie, maar als slachtoffer van iets of iemand anders. Het sprekende voorbeeld was reeds aan de orde bij onze analyse van Elektra van Sophocles. Maar Gajew schiet ook als potentiëel ‘slachtoffer’ hopeloos tekort. Wanneer zijn poginkjes hopeloos zijn mislukt en hij tranend terugkeert van de veiling waarop de kersentuin verloren ging, is hij binnen no-time weer van het toneel verdwenen, richting belangwekkende zaken: carambole!
Gajew: (Geeft geen antwoord, maakt alleen afwerende gebaren; huilend tegen Firs:)
Hier, pak aan… ansjovis, zoute haring… ik heb vandaag niets gegeten… Wat ik allemaal heb moeten doorstaan! (De deur naar de biljartkamer staat open; we horen ballen tegen elkaar stoten en de stem van Jasja: ‘Zeven en achttien’. Gajew’s gelaatsuitdrukking verandert, hij huilt al niet meer)
Ik ben vreselijk moe. Help me Firs, verkleden. (Af) (3e bedrijf, blzl. 53)
Zo gaat Gajew letterlijk en figuurlijk af, terwijl de grootste klap nog moet vallen: al tijden wachten alle andere personages – maar vooral Ljoebow én het publiek – met grote spanning op een getuigenverslag van de veiling van de kersentuin! Maar Gajew krijgt over die ramp geen woord uit zijn mond. Hij is niet van plan om op toneel ook maar enig lijden aan te gaan…
Dan blijft er nog één personage over om deze grote klap te incasseren: het is Ljoebow die hier de kersentuin zal verliezen! Dat gebeurt vervolgens dan ook. Lopachin doet levendig verslag van de veiling, alsof de kersentuin terplekke wordt verkocht. Zo is Ljoebow (samen met het publiek) er alsnog getuige van, hoe de geliefde kersentuin definitief verloren gaat… Een omslag van blind vertrouwen naar de harde waarheid. En vooral: zij incasseert deze klappen ten volle, zij krijgt geen enkele tekst meer over haar lippen… ‘Ljoebow is op een stoel neergevallen en huilt verschrikkelijk’. In alle onhandigheid verlaten alle gasten de balzaal.
Hier komen de protagonist en de titel van het stuk samen: Ljoebow blijft moederziel alleen achter, in de verloren Kersentuin.
CONCLUSIE:
- Ljoebow is hier de protagonist: zij krijgt op het toneel beide kanten van de medaille onder ogen, zij doorleeft de goede hoop en het grote verlies, en alles wat daar tussen ligt. Zij is absoluut niet in staat het vermogen te beheren, dat haar ooit in de schoot is geworpen. En zo verliest zij wat haar het meest dierbaar is: de kersentuin. Daarmee is zij slachtoffer van haar eigen onvermogen.
- Ljoebow is een positieve protagonist bij uitstek. Bij dit personage valt geen enkel negatief puntje te ontdekken. Hoe genuanceerd zij ook getekend is, de slotsom is boven alle twijfel verheven: zij is de goedheid zelve. Ruimhartig, meelevend, smetteloos, sociaal, vrijgevig, liefdevol, noemt u maar op… Zij is rijk geworden door het domme toeval van het geërfde familiebezit. Zij dankt haar rijkdom níet aan de uitbuiting van arbeiders, zij is allerminst gierig of geldbelust. Integendeel: ze geeft het geld maar al te graag uit, aan wat of wie dan ook. Nergens tekent Tsjechow haar als een dame die uit is op eigen rijkdom, en zeker niet ten koste van anderen. Een aardige, lieve vrouw, met een al te gulle hand. Kortom: een ronduit positieve protagonist!
- Ljoebow is een uitgesproken passieve protagonist. Zij is absoluut non-actief in de handeling, van begin tot eind. Alles overkomt haar, terwijl zij niets zelf doet om ook maar iets te voorkomen of te genezen. Haar blinde vertrouwen in de toekomst doet haar de das om.

.
Het lijden
Ljoebow heeft met alles en iedereen het beste voor. In haar onbegrensde gulheid is zij positief naar iedereen – maar dat heeft uiteindelijk voor haarzelf negatieve gevolgen. Het probleem van deze positieve protagonist ligt nergens anders dan bij haarzelf. Ze noemt zich letterlijk een ‘dommerd’- en dat klopt, voorzichtig gezegd. Een lieve dommerd – dat wel – maar zij heeft geen enkele grip op de werkelijkheid, op haar bezit, op de kersentuin.
Dat alles proberen wij tenslotte in één zinnetje vangen – voor de goede verstaander.
Het lijden van Ljoebow:
Ljoebow WIL de Kersentuin in haar bezit houden (via lening), MAAR dat is absoluut onmogelijk
Aristotelisch drama – of niet?
Tevoren kunnen we globaal twee fasen
in het handelingsverloop aangeven:
1e lijn (negatieve ontwikkeling)
Ljoebow wil de kersentuin behouden via een lening – zij wil de tuin ‘vast houden’
Dat doet zij in blind vertrouwen: alles zal wel goed gaan. Iets anders kan zij zich niet voorstellen: haar rijkdom was niet het succes van eigen actieve inzet, maar kwam uit de lucht vallen. Maar helaas, alles loopt anders, de goede hoop wordt niet waargemaakt.
2e lijn (negatieve afwikkeling)
Ljoebow moet de kersentuin verlaten – zij moet de tuin ‘los laten’
De onvermijdelijke gevolgen van de mislukte poging: de hoop opgeven, afscheid nemen en vertrekken.
Daarmee ligt het antwoord op de hamvraag al voor de hand. Ljoebow, de positieve protagonist, wil maar één ding: dat zij haar geliefde kersentuin kan behouden, maar dat is haar uiteindelijk niet gegeven. Een negatief einde voor de positieve protagonist. Kortom: De Kersentuin beoogt géén katharsis – maar juist het tegendeel – en is dus geen aristotelisch drama.
Maar we kunnen ook zien hoe Tsjechow juist een spelletje speelt met dat aristotelisch handelingsverloop: hij doet “omgekeerd hetzelfde”. Tsjechow zet een vergelijkbaar verloop op touw, maar dan met een afwikkeling ‘in de andere richting’: de positieve protagonist wordt juist naar een negatief slot geleid. We verwijzen maar even – al te makkelijk, helaas – naar Brecht, die in zijn niet-aristotelisch drama eveneens het handelingsverloop ‘omgekeerd’ inricht, op weg naar een afloop zónder katharsis. Haar nederlaag kan de positieve Ljoebow dan ook delen met De Goede Mens van Sezuan en met Moeder Courage. Tsjechow toont via de concrete anekdote van Ljoebow en haar kersentuin de geschiedenis van de Russische grootgrondbezitters: van rijkdom via wanbeheer naar bankroet. Van begin tot eind stevent de protagonist af op de nederlaag. We kunnen hier dan ook niet spreken van ‘opkomst en ondergang’, maar slechts van ‘ondergang en definitieve afgang’.
In de laatste scènes laat Tsjechow ook zien hoe enkele personages wél een veelbelovende toekomst tegemoet mogen gaan, zoals Lopachin, Trofimow en Anja. Maar de allerlaatste scène is gewijd aan de afsluiting van het tijdperk van de kersentuin, in een gelaten sfeer van eindigheid en verlies: het vertrekken van de protagonist, het sterven van Firs, de bijlslagen in de kersentuin.
.
Expositie
De kersentuin is failliet en moet worden verkocht…
Doenjasja en Lopachin hebben de taak van nachtwacht op zich genomen. Nauwelijks hebben zij de trein horen komen, of het reisgezelschap is al bijzonder snel ter plekke. Het regent warme welkomswoordjes en weemoedige jeugdherinneringen, terug in de oude, onaangeroerde kinderkamer.
Zusje Anja doet haar zuster Warja uit de doeken hoe in de afgelopen jaren in Parijs het familie-faillissement onafwendbaar naderde, terwijl Mama niet in staat was om de portemonnee ook maar eventjes gesloten te houden. Het geld vloog de deur uit. Omgekeerd kan Warja haar zusje melden dat ondertussen de rentes niet meer betaald konden worden en dat zodoende het landgoed in augustus zal worden verkocht. De financiële expositie wijst naar een onvermijdelijk bankroet. Terzijde mag nog even blijken hoe onmogelijk de liefde tussen Warja en Lopachin nog altijd is. Huilend van vreugde schenkt Firs de koffie en memoreert dat hij nu tenminste in vrede de wereld zal kunnen verlaten. Dat zal hij uiteindelijk dan ook doen. Ljoebow en haar broer Gajew zwijmelen nostalgisch door de verdwenen tijden, terwijl Lopachin dan maar even meldt – letterlijk – dat de tijd voorbij gaat. En dat is juist. Hij heeft op dit moment niet veel tijd meer, hij moet zich haasten naar het station voor een zakenreis. Maar voordat hij vertrekt geeft hij graag nog een goed bedoeld zakelijk advies aan Ljoebow, van wie hij houdt als van zijn eigen zuster – en dat meent hij. Vervolgens krijgen we een tweesporen non-discussie. Terwijl Lopachin een concreet idee lanceert, waarmee broer en zus hun landgoed toch in bezit zouden kunnen houden (rendabele zomerhuisjes!), weten de onbeholpen eigenaren niets anders te doen dan dat plan rigoureus aan de kant te gooien en te mijmeren over de wonderbare schoonheid van die kersentuin, waar zelfs de encyclopedie melding van maakt.
Lopachin (Terwijl hij op zijn horloge kijkt) Als we niets weten te bedenken en niet tot een beslissing komen, dan wordt 22 augustus én de kersentuin én het hele landgoed bij opbod verkocht! Beslis nu Een andere uitweg is er niet, ik zweer ’t u. Nee en nog eens nee.
Na het exposeren van de wankele positie van het familie-bezit (een bedrijf kunnen we het inmiddels niet meer noemen) komen we nu dan bij de simpele hamvraag: wat doen we er nu mee? Geen idee, zeggen de eigenaren. Lopachin legt hier echter een concreet voorstel neer: als zij de kersentuin opgeven, kunnen zij daar zomerhuizen neerzetten – en dan is alles voor hen zelf gered! We mogen er zonder meer vanuit gaan dat zijn plan inderdaad de redding van het landbezit zou zijn geweest. Immers: Lopachin is terzake zeer, zeer deskundig en er is geen enkele reden om aan zijn inschattingen te twijfelen. Nog duidelijker gezegd: het is in feite Tjsechov zelf, die hier de alternatieve oplossing neerlegt – waarna Ljoebow en Gajew die optie in alle hoogmoed en onkunde links laten liggen, zodat vervolgens het stuk verloopt zoals het verloopt… Anders gezegd: wanneer Ljoebow en Gajew hier hadden besloten om het voorstel van Lopachin WEL uit te voeren… dan zou dát besluit het motorisch moment zijn geweest van die andere aanpak….
Terwijl Lopachin alle moeite doet om de dove landeigenaren aan een oplossing te helpen, verscheurt Ljoebow de ongelezen telegrammen en schenkt Gajew alle aandacht aan de geliefde boekenkast…
Dan belooft Lopachin nog een krediet van 50.000 te regelen, maar helaas – ook dát mag niet helpen. Wanneer Lopachin tenslotte is vertrokken, weet het publiek ondertussen tot op de cent nauwkeurig hoe het zit: broer en zus weigeren de reddingsboeien te grijpen – zij denken wel beter te weten.
Het verschijnen van Trofimow, de vroegere onderwijzer van Ljoebows overleden zoon, laat haar tranen weer stromen. En ondertussen houdt Pisjtsjik koppig vol om wat geld los te peuteren bij de terug gekeerde landeigenaren – en dat lukt uiteindelijk! Wederom is duidelijk: … zakelijk totaal onbekwaam.
Gajew peinst ondertussen nog wat over oplossingen… hij hoopt op een erfenis… of een rijke echtgenoot voor Anja… of een bijdrage van hun rijke tante… In ieder geval: onlangs zag hij wel een kansje op een handige lening… Uiteindelijk stelt hij voor om dinsdag de trein te pakken om dat nog eens te checken. Daarnaast zou Ljoebow nog eens met Lopachin moeten praten en zou Warja haar tante eens moeten opzoeken. En aldus neemt hij het volgende besluit…!
Motorisch moment
Gajew besluit de Kersentuin te redden door geld te lenen
Gajew: (…) Nou? Zo pakken we de zaak van drie kanten aan – en ’t schaap is geschoren. Wij betalen de rente, daar ben ik van overtuigd… (Steekt een snoepje in zijn mond) Op mijn eer, op alles wat je maar wilt, ik zweer je het landgoed wordt niet verkocht! (Opgewonden) Op mijn geluk zweer ik het. Hier, mijn hand erop, jullie mogen me waardeloos vinden, een vent zonder eer, als ik het tot een verkoping laat komen. Ik zweer het op alles wat ik ben. (1e bedrijf, blz. 21)
Later zal overduidelijk blijken, dat deze vastberaden belofte van Gajew nergens toe zal leiden. Hij neemt loze woordjes in de mond, gepaard met een achteloos snoepje. Maar toch: belofte maakt schuld en vanaf hier houden wij – lezers en publiek – dus stevig in de gaten welke ontwikkelingen zullen voortvloeien uit dit veelbelovende motorisch moment. Anja is in ieder geval direct gerustgesteld en Gajew caramboliseert zichzelf tevreden richting slaapkamer.
Dan brengt Warja brengt haar slaapdronken zusje Anja naar de slaapkamer. Op de achtergrond worden zij nagestaard door Trofimow, die inmiddels in Anja een nieuwe liefde heeft ontdekt. Het eerste bedrijf wordt dan afgesloten met de formule ‘Trofimow & Anja’, zoals wij die eerder al uitgebreid bespraken. Want er is altijd nog hoop op de toekomst….. Trofimow (ontroerd): Mijn Zonnetje! Mijn lente!
Negatieve ontwikkeling
Ljoebow wil de Kersentuin behouden, maar de kansen slinken..
Buiten op een veldje, langs de rand van de kersentuin, levert Charlotta spontaan een monoloog, waarmee haar biografie dan handig en snel over het voetlicht kan komen. Kort gezegd: relaties zijn voor haar niet weggelegd. Ondertussen stuntelt Jepichodow voort met het leven in het algemeen en zijn liefde richting Doenjasja, die ondertussen echter verliefd is geraakt op Jasja. Daarmee is de driehoek rond. Invloed op het handelingsverloop hebben al deze overpeinzingen in het geheel niet, waarmee deze scène dan bijdraagt aan het Tsjechoviaanse image, namelijk dat er op toneel nauwelijks iets gebeurt.
Vervolgens verschijnen ook Ljoebow en Gajew in de tuin, vergezeld door Lopachin, inmiddels terug van zakenreis – we zijn ruim drie weken verder. Maar in al die tijd heeft de veelbelovende Gajew nog niets ondernomen. Lopachin levert juist wél een bijdrage aan het handelingsverloop – althans, dat probeert hij! Hij doet zijn uiterste best om Ljoebow en Gajew aan een oplossing voor de failliete tuin te helpen.
Lopachin: Er moet ’n definitieve beslissing genomen worden. De tijd staat niet stil. De kwestie is doodeenvoudig. Stemt u erin toe om het landgoed voor zomerhuisjes te verkavelen, of niet? U hoeft maar één woord te zeggen: ja of nee! Eén woord! (2e bedrijf, blz. 26)
Er is dus wel degelijk een simpele oplossing, laat Tsjechov hier nogmaals duidelijk zien: zomerhuisjes. Bovendien hoeven de eigenaren zelf géén andere moeite te doen dan het woordje JA uit hun mond laten komen… Eén lettergreep is voldoende! En al het praktische gedoe wil Lopachin dan wel op zich nemen. Maar helaas… de helpende hand wordt door de drenkelingen totaal genegeerd. Carambole krijgt weer de overhand en het geld van Ljoebow – oh symboliek! – rolt uit haar portemonnee, voor zover daar nog wat in zat, na een rijkelijk diner in het restaurant. Het geld vliegt de deur uit. Maar geen enkele actie.
Doorheen al dit doelloze geklets zet Lopachin zijn reddingsactie onverdroten voort, want ‘de tijd staat niet stil’. Hij waarschuwt hen, dat de schatrijke Deriganov van plan is het landgoed te kopen op de komende veiling, dus er is nu haastige redding gewenst. Gajew meldt weer eens dat tante wel wat geld kan lenen… een miserabel fooitje, tegenover de gigantische schulden. Lopachin legt alles herhaaldelijk uit, met als enig resultaat, dat Ljoebow nogmaals, nogmaals om uitleg vraagt…
Lopachin: Ik leg ’t u iedere dag uit. Iedere dag zeg ik u steeds weer hetzelfde: én de kersentuin én het landgoed moeten hoognodig verpacht worden voor zomerhuisjes en dat moet nú, op staande voet – de veiling staat voor de deur! Begrijp dat dan toch! Eén keer een definitieve beslissing ten aanzien van die zomerhuisjes, en u krijgt zoveel geld als u hebben wilt, en dan bent u gered.
Ljoebow: Zomerhuisjes en zomergasten – ’t is zo banaal – u neemt me niet kwalijk!
Gajew: Volstrekt met je eens. (2e bedrijf, blz. 28)
Hier wordt – nogmaals – duidelijk dat Lopachin alle moeite doet om de protagonist (en broer) in positieve richting te duwen: hij tracht hen te redden van het dreigende faillissement! Het mag tevens duidelijk zijn dat hij daarbij geen enkel eigenbelang nastreeft: zijn plan maakt het juist mogelijk dat de grootgrondbezitters zelf hun grond kunnen behouden, door het op andere wijze lucratief te maken – zeer lucratief zelfs. Lopachin heeft dus geen eigenbelang bij zijn plan, waarmee Ljoebow en Gajew gered zouden zijn. Op dit moment is ook absoluut nog niet aan de orde dat Lopachin het landgoed zou gaan kopen! Integendeel: als het aan hem ligt, hoeft het landgoed juist níet verkocht te worden – het kan prima in eigen beheer blijven. Dat Lopachin uiteindelijk wél tot kopen over gaat, is pas later aan de orde: als niets anders meer mogelijk is. Dat zal niet lang meer duren, ondanks alle moeite die hij doet om de ramp te voorkomen…

Gajew en Ljoebow mijmeren doelloos over hun jammerlijke geschiedenis, met het nodige zelfbeklag, maar helpen doet dat niet. Lopachin heeft het op andere wijze over zijn gebroken jeugd: geen zelfbeklag, maar zelfkritiek. Hij noemt zichzelf net zo’n idioot als zijn vader, een stommeling, die zich schaamt voor zijn handschrift. Het huwelijksvoorstel dat Ljoebow weer eens op de agenda zet, behandelden we al in eerder hoofdstuk. Firs stopt Gajew in zijn jasje, zoals een vader dat bij zijn zoontje doet: er wordt goed voor de hulpeloze kindjes gezorgd…
.
Gajew meldt dat hij morgen een reddingactie in zijn agenda heeft staan. Maar ja… Zijn formulering druipt van de onwaarschijnlijkheden, vage beloftes, valse hoop en minimale bedragen. En daarmee zijn de reddingskansen opnieuw stevig geslonken: wederom een stap in de negatieve ontwikkeling!
Gajew: Ze hebben me beloofd, me voor te stellen aan ’n generaal, die misschien voor een schuldbekentenis ons iets wil lenen.
Lopachin: Daar komt niets van terecht. En de rente betaalt u ook niet, neemt u dat nou maar rustig van mij aan.
Ljoebow: Hij ijlt. Er zijn helemaal geen generaals. (2e bedrijf, blz. 32)
Zoals inmiddels gebruikelijk, wordt er na dit minimale stapje in het handelingsverloop weer uitgebreid tijd besteed aan… niets anders dan het wisselen van woorden. Er wordt gesproken, gepeinsd, gedeclameerd – maar de handeling staat absoluut stil. Lopachin en Trofimow zetten hun polemiek over de vragen des levens voort, waarbij deze ’tegenpolen’ steeds meer wederzijdse aanvullingen op elkaar lijken te zijn, zoals ook yin en yang niet zonder elkaar bestaan. Beide heren zijn, ieder op eigen wijze: toekomstgericht, maatschappijkritisch en idealistisch. Daar tegenover staat Gajew, die in dit leven niets, maar dan ook niets weet aan te dragen…
Trofimow: (…) We moeten ophouden onszelf te bewonderen. We moeten gewoon werken.
Gajew: We gaan toch allemaal dood.
Een lange monoloog van Trofimow, naadloos aangevuld door Lopachin, levert géén bijdrage aan het handelingsverloop, maar geeft en passant wel Tsjechow de kans om het publiek zijn kritische wereldbeeld te presenteren. Deze monoloog was al eerder aan de orde, in hoofdstuk 2, STIJL.
Het handelingsverloop komt weer in beweging wanneer via de voorbijganger een nieuwe test-case voor het portemonnee-beheer van de grootgrondbezitters wordt ingezet : deze bedelaar ziet zijn bescheiden poging om 30 kopeken op te strijken, spontaan beloond met een veelvoud! Zo ongelofelijk snel gaat dat kennelijk: de goudroebels vliegen bij Ljoebow uit de beurs. Warja reageert zeer geschrokken – zij kent de huiselijke armoede terplekke maar al te goed. Ljoebow zelf is de eerste die haar eigen actie als dom bestempelt – en direct leent zij weer geld van Lopachin… Het vermogen slinkt, de schuld groeit! Wederom een stap in de negatieve ontwikkeling.
Terwijl de zakelijke kansen voor de protagonist (& co) schrikbarend zijn gedaald, gaat de focus nu nog even naar het falen van Lopachin, maar dan op dat andere vlak: de liefde. Wederom lukt het hem niet om de juiste woorden over zijn lippen te krijgen, waarbij hij ditmaal de omweg neemt van Hamlet, middels onjuiste citaten, zoals wij eerder reeds hebben aangekaart. Sprookjes spelen ligt hem niet zo, en vooral niet de rol van de prins. Gelukkig roept Ljoebow het gezelschap naar de eettafel, waarmee Lopachin dan – godzijdank – weer mag terugkeren in de dagelijkse realiteit.
Wanneer het gezelschap dan het toneel verlaat, richting eettafel, grijpt Lopachin de laatste, werkelijk allerlaatste kans om het zakelijke tij te keren:
Lopachin: Ik herinner u er nog even aan, beste mensen: op 22 augustus wordt de kersentuin verkocht. Denkt u daaraan…! Denkt u daar aan.
(Allen af, behalve Trofimow en Anja) (2e bedrijf, blz. 37)
Het zou al te simpel zijn om deze tekst van Lopachin slechts te horen als een ‘mededeling’. Dit is ook niet de eerste keer dat Lopachin deze aansporing afvuurt. Maar wel: dit is de laatste keer dat hij zo’n poging doet om het landgoed te redden voor de bezitters, door hen aan 22 augustus te herinneren – en direct hierna, in het volgende bedrijf, is die datum aangebroken! Alle voorgaande keren hebben Ljoebow en Gajew de hulp van Lopachin aan de kant geschoven, door alles expliciet tegen te spreken of door er mijlen ver omheen te praten. Ditmaal lijkt het misschien wel alsof zij niet reageren: ze krijgen geen tekst… Maar het zou totaal onbegrijpelijk en ongeloofwaardig zijn, wanneer Ljoebow en Gajew deze woorden van Lopachin slechts voor kennisgeving zouden aannemen. Sterker nog: na de wekenlange, intensieve acties van Lopachin om de landeigenaren te waarschuwen voor de heilige datum 22 augustus, is dit de overdonderende klap op de vuurpijl: alwéér de onvermijdelijke oproep. Zwijgen en slikken is dan de enige reactie die rest wanneer de landeigenaren het veld verlaten, wederom betrapt. Geen woord, zelfs geen zucht. Maar bewust niet-reageren is óók reageren…
Daarmee is de inzet van de protagonist, voor zover daar al sprake van was, tot het nulpunt gedaald… en volledig mislukt. Hierna zal er geen enkele nieuwe poging volgen. De negatieve ontwikkeling bereikt hier dan het absolute dieptepunt.
Lopachin: Ik herinner u er nog even aan, beste mensen: op 22 augustus wordt de kersentuin verkocht. Denkt u daaraan…! Denkt u daar aan.
Dieptepunt in tekstloos spel >>> Ljoebov en Gajew gaan zwijgend af!
Dieptepunt
Ljoebow laat de laatste kans liggen om de Kersentuin te redden
Na deze afgang (letterlijk en figuurlijk) van protagonist en broer blijven Anja en Trofimow samen achter op het toneel, zoals Tsjechow dat aan het einde van de bedrijven steeds weer organiseert (zie eerder). Dat geeft ruimte aan revolutionaire gedachten en praktische plannen. Anja heeft zich mentaal weten los te weken van de kersentuin. Zij laat het verleden graag achter zich, voor een veelbelovende toekomst. Trofimow is vervuld van onverklaarbare voorgevoelens. Als hij het zelf niet meer zal beleven, dan zullen anderen het beleven! En nu? Samen gaan zij nu naar de rivier… daar is het mooi!
.
Derde bedrijf (22 augustus, dag van de veiling)
Crisis
In afwachting van de verkoop van de kersentuin…
In de salon brandt de kroonluchter en speelt het Joodse orkestje, terwijl het voltallige gezelschap de grand-ronde danst. Deze poging tot onbekommerd feesten tegen de zwarte achtergrond van de verkoop van de kersentuin, doet ons even denken aan het dito feest van gastheer Macbeth, die zijn listig verworven koningschap rijkelijk wil vieren, maar tegelijkertijd wordt geplaagd door de geest van Banquo, zijn vriend die hij liet vermoorden. Het feest duurt zolang de waarheid nog niet op tafel ligt.
We missen in het dansante gezelschap alleen Gajew en Lopachin, die nog niet zijn terug gekeerd van de faillissement-veiling van de kersentuin. Ondertussen worden op het feestje kosten nog moeite gespaard, maar in wezen gebeurt er niets: het handelingsverloop staat stil, in afwachting van… De personages draaien verbaal om de brei heen, ieder op eigen wijze. Pisjtsjik blijft jammeren over zíjn faillissement. Charlotta maakt het onmogelijke mogelijk via haar illusionistische trucs.
Ljoebow vraagt zich af waar Leonid toch blijft. Warja probeert haar te troosten: ze is ervan overtuigd dat Oompje het landgoed heeft gekocht, dat God hen zal helpen en dat oudtante met geld zal strooien. In alle radeloosheid bedekt Ljoebow dan haar gezicht met de handen. ‘Vandaag wordt mijn lot beslist, mijn lot…‘ (blz. 43) Let wel: volgens haar ligt de verklaring in het ‘lot’ en dat ‘wordt beslist’.
Warja krijgt dan wederom het huwelijk met Lopachin voorgeschoteld, maar wederom rationaliseert zij dat volledig aan de kant. In het bonte gezelschap van al deze mislukkelingen is Jepichidow kampioen met zijn permanente pech: hij heeft zijn biljartkeu gebroken!
Trofimow haalt zich de woede van Ljoebow op het lijf, door te stellen dat het met het landgoed al lang is afgelopen, voorgoed…
Trofimow: (…) Het heeft geen zin onszelf voor de gek te houden, we moeten één keer in het leven de waarheid recht in de ogen durven zien.
Ljoebow: Welke waarheid? Jij ziet wát waar is en wat niet waar is, waar ’t is net of ik geen ogen meer heb. Ik zie helemaal niets. (3e bedrijf, blz. 45)

Dat is helaas maar al te juist: de protagonist ziet helemaal niets. En bovendien wil zij niets horen. Elke dag krijgt zij een telegram van haar geliefde wildeman uit Parijs, de molensteen om haar nek. Hij trekt haar naar de diepte, maar zij houdt van die steen, zij kan niet leven zonder hem.
Ljoebow; Denk niet slecht over me, Petja, zeg maar niets tegen me, niets zeggen…
Trofimow (in tranen) Vergeef mij in godsnaam mijn openhartigheid, maar hij heeft u toch uitgeplunderd!
Ljoebow: Nee, nee, nee, zo moet je niet praten… (Drukt haar oren dicht)
Ljoebow, passief protagonist met overgave, zit stil op de stoel, betraand, is niet aanwezig bij de verkoop, ze blijft thuis, in angstige afwachting van… ja, van wat eigenlijk?
Zo zien wij op het toneel hoe het handelingsverloop tot stilstand is gekomen: de crisis. Er wordt veel gesproken, maar niets gedaan om de kersentuin te behouden. Een feestje in afwachting van…
Wanneer Anja dan opgewonden komt melden dat de kersentuin inmiddels is verkocht, heeft Ljoebow nog maar één vraag: aan wie is het verkocht? In afwachting van het antwoord op die vraag passeren er in de balzaal nog wat netelige onderwerpen tussen de gasten onderling, maar dat terzijde… En dan verschijnen – eindelijk! – Lopachin en Gajew ten tonele, terug van de veiling. Gajew, met tranen in de ogen, is niet in staat te zeggen wat er te zeggen valt en ventileert zijn zelfmedelijden: ‘Wat ik allemaal niet heb moeten doorstaan’, waarna hij direct van het slagveld verdwijnt – richting carambole!
Het is nu aan Lopachin om de waarheid te onthullen… en vervolgens aan Ljoebow om die harde waarheid onder ogen te zien.
Pisjtsjik: Hoe was ’t op de veiling? Vertel toch!
Ljoebow: Is de kersentuin verkocht?
Lopachin: Verkocht.
Ljoebow: Wie heeft hem gekocht?
Lopachin: Ik heb ‘m gekocht. (Pauze)
(Ljoebow is verpletterd, ze zou gevallen zijn als ze niet tussen een tafel en een stoel had gestaan. Warja haalt de sleutelring van haar ceintuur, gooit die midden op de tafel en gaat af.)
Anagnorisis
Ljoebow krijgt te verwerken hoe de veiling verliep
Die pauze is er overduidelijk niet voor niets: dit is het spelmoment waarin Ljoebow een grote klap binnen krijgt – de eerste van een reeks die zal volgen… Ljoebow is ‘verpletterd’ door het plotse inzicht (anagnorisis) in de nieuwe situatie wanneer ze hoort dat uitgerekend Lopachin de koper was! Dat geldt ook voor Warja, die direct reageert – en vertrekt. Maar voor Ljoebow is het nog niet afgelopen – er valt nog méér te verwerken. In feite mag Ljoebow hier in sneltreinvaart het hele verkoopproces nog aan de lijve meebeleven: de veiling wordt als het ware – vertellend – herhaald, zodat Ljoebow daar tóch bij aanwezig is! Episch spel, zou Brecht dan zeggen. Dit hele incasseringsproces van Ljoebow valt onder het etiket van anagnorisis: groeiende herkenning en inzicht… Woord voor woord krijgt Ljoebow de feiten te verwerken…
Lopachin: Ik heb hem gekocht! Wacht even mensen, als u zo goed wilt zijn, mijn hoofd loopt om, ik kan niet praten… (Lacht) We kwamen op de veiling, Deriganow zat er al. Leonid Andrejitsj had maar 15.000 en Deriganow bood exclusief de schulden meteen 30.000. Ik had de zaak in de gaten, ik ging met hem mee, ik bood veertig. Hij vijfenveertig. Ik vijfenvijftig. Hij, ziet u, verhoogt het bod met vijf, ik met tien… Nou, en toen was ’t afgelopen. Ik bood negentig exclusief de schulden en daar bleef het bij. De kersentuin is nu van mij! (Lacht breeduit) Lieve God, Heer in de hemel, de kersentuin is van mij! (3e bedrijf, blz. 54)
Deze monoloog van Lopachin loopt nog verder, in totaal een dikke pagina. Dat kan misleidend zijn, althans… voor de lezer! Bij het lezen van deze tekst-op-papier ‘horen‘ we alleen zijn woorden, maar tijdens de voorstelling ligt de focus voor het publiek anders: daar kijken wij juist naar Ljoebow, die al deze vernietigende woorden incasseert – en daarmee haar nederlaag, het verlies van de kersentuin. Met haar leven wij mee! Ondertussen geeft Lopachin euforisch woorden aan deze historische omwenteling in de Russische geschiedenis:
Lopachin: Ik heb het landgoed gekocht, waarop mijn grootvader en vader slaaf waren, waar ze nog niet eens in de keuken mochten komen.
De maatschappelijke rollen zijn omgedraaid! Deze omslag op macro-niveau krijgt op het toneel concrete vorm in het spel: Lopachin (= nieuwe heersende klasse: handelaren) raapt nu de sleutelbos op, die Warja (= uitgeschakelde grootgrondbezitters) op de grond had gesmeten. Met die sleutels neemt hij symbolisch alles in handen: precies op dát moment is de Kersentuin van eigenaar gewisseld! Zo ziet Ljoebow dat ook: dit was voor haar de laatste klap, zoals wij (achteraf) zullen zien in een latere regie-aanwijzing: ze is ondertussen al op een stoel neergevallen… En voor alle duidelijkheid legt Tsjechow het wisselen van de macht ook nog letterlijk in de mond van Lopachin!
Lopachin: (Raapt de sleutelbos op en glimlacht) Ze heeft de sleutels weggegooid, ze wil laten zien dat zij hier de baas niet meer is… (Rammelt met de sleutels) Nou ja, ’t is mij om het even.
Reconstructie achteraf > Ljoebow valt op een stoel en huilt verschrikkelijk
Peripetie
Ljoebow verliest – bij deze – de kersentuin
Via de pijnlijke weg van de anagnorisis belandt Ljoebow uiteindelijk bij de peripetie: zij incasseert hier de laatste klap. De waarheid heeft gewonnen. Nu is het tijd voor een andere feeststemming…
(We horen het orkest de instrumenten stemmen) Hé muzikanten, spelen! Ik wil jullie horen! Kom allemaal maar kijken hoe Jermolai Lopachin de bijl zwaait in de kersentuin, hoe de bomen tegen de grond gaan. We bouwen zomerhuizen, en onze kleinkinderen en achterkleinkinderen krijgen hier een nieuw leven te zien… Muziek! Spelen!
De muziek begint te spelen. Ljoebow is op een stoel neergevallen en huilt verschrikkelijk.
(3e bedrijf, blz. 55)
Lopachin viert de toekomst en hij verlaat de salon, met alle gasten. Ljoebow blijft helemaal alleen (!) achter, in elkaar gedoken, heftig huilend. Anja en Trofimow komen binnen. Anja knielt bij haar moeder neer, Trofimow (mede namens Tsjechow) blijft bij de ingang van de zaal staan.
Anja: Mama! … Mama, je huilt? Mijn lieve, goeie, mooie mama, mijn allermooiste, ik hou van je… ik zegen je. De kersentuin is verkocht, hij bestaat al niet meer, dat is de waarheid, de waarheid, maar niet huilen mama, wat je nog hebt, is het leven vóór je (…) Ga met me mee (…) mee weg van hier. We planten een nieuwe tuin, veel rijker dan deze (…) en diepe blijdschap zal neerdalen in je ziel, zoals de zon daalt in de avond, en je zult lachen, mama! Kom lieverd, kom… (slot 3e bedrijf, blz. 55)
Anja troost haar terneergeslagen moeder: volgens haar is deze omslag (peripetie) niet het einde van alles, maar juist het begin van een nieuwe tijd, met nieuwe kansen. Een lieve poging van dochter, maar helaas, dat ligt voor moeder toch totaal anders… en wat betreft het handelingsverloop volgen wij uiteraard de protagonist: die beleeft hier een negatieve omslag!
.
Afwikkeling
Ljoebow moet de kersentuin verlaten en neemt afscheid
In dit vierde bedrijf komen we terug op de locatie van het eerste bedrijf, de kinderkamer, maar het decor terplekke is rigoureus veranderd: geen gordijnen meer, geen schilderijen, slechts enkele meubels ergens in de hoek. De koffers en reistassen staan klaar voor vertrek. Daarmee is de cirkel rond: hier kwam het reisgezelschap enkele maanden geleden vanaf het station het oude thuishonk binnen, met alle nostalgie en goede hoop – hier neemt het gezelschap nu de omgekeerde route: terug naar het station, weg van de verloren kersentuin. Het decor zegt het al: alle hoop is verdwenen, nu de hopelozen nog. Het is inmiddels oktober, en zoals de herfst op toneel vaak achtergrond is van aflopende zaken, van verlies en vertrek, zo is dat ook hier nu: het vierde bedrijf is één groot afscheidsritueel. De herfst valt over de Kersentuin – maar nu definitief, er zal geen lente meer komen.
Door de voorkamer komen Gajew en Ljoebow. Zij huilt niet, maar ze is bleek, haar gezicht beeft,
ze kan niet spreken.
Gajew: Je hebt ze je portemonnee gegeven, Ljoeba. Dat kán toch niet, dat kan toch niet.
Ljoebow: Ik kon niet anders! Ik kon niet anders! (Beiden af) (begin 4e bedrijf, blz. 56)
Bovenstaand scènetje van Ljoebow en Gajew (komen op… gaan weer af) hebben we hier geciteerd, omdat daar – voor de goede verstaander – de essentie van het gehele stuk in twee zinnetjes wordt samengeperst! Maar dan ook letterlijk: eerst het financiële wanbeheer van Ljoebow, de onvermijdelijke bron van deze jammerlijke aftocht; vervolgens de betuttelende Gajew, die zelf geen háár beter is. En tot slot zijn ze direct weer in het niets verdwenen, deze totaal onmachtige, naïeve grootgrondbezitters.
Ze komen op, ze verspillen alles, ze gaan weer af…..
Het zal duidelijk zijn welke simpele weg de protagonist volgt in de afwikkeling: nu zij is doordrongen van het verlies van huis en tuin, zal zij zich stap voor stap door een afscheidsritueel moeten worstelen, om alles tenslotte achter zich te kunnen laten. Simpel gezegd: zij moet zichzelf de deur uitwerken. Een eerste stap richting afscheid heeft Ljoebow al gezet: zij heeft het personeel overladen met afscheidsvaluta en tranen. Ook de andere personages nemen afscheid en bereiden hun vertrek voor.
- Lopachin en Trofimow, levenslustige idealisten, aanvullende tegendelen, nemen respectvol afscheid. Tussen de regels door is duidelijk dat Tsjechow hen beiden ook het beste toewenst.
- Jasja verlaat ‘die achterlijke troep’ maar al te graag, inclusief lieve moeder en huilende Doenjasja.
- Anja en Warja proberen te achterhalen of Firs al naar het ziekenhuis is gebracht.
- Pisjtsjik blijkt wonder boven wonder gered te zijn door iets wat Ljoebow nog nooit was gegund: een heuse deus ex machina! Plotsklaps bleek Pisjtsjik’s grond goud waard – en direct lost hij schulden af bij Lopachin en Ljoebow. Zo kan het dus ook: gewoon geluk hebben!
- Charlotta – met een baby in haar armen… maar toch niet echt! – roept om een baantje en haar wens wordt direct werkelijkheid dankzij Lopachin. Zo kan het dus ook: gewoon toveren!
Ljoebow zet ondertussen opnieuw stappen in de afwikkeling, richting vaarwel. Ze is niet meer zo nerveus, ze slaapt goed. Haar komende vertrek wordt ook concreet op toneel: ze neemt hier haar hoed en jas aan, ze laat haar spulletjes naar buiten brengen. Ze zal terug keren naar Parijs, maar daar kan zij zich niet lang redden met het geld van oudtante – dat overigens geleend was om de kersentuin te kopen… Anja overstelpt haar moeder liefdevol met haar studieplannen en haar goede hoop – het lijkt wel alsof zij de moederrol overneemt. Ljoebow omhelst haar dochter, haar engel…
Even later, vijf minuten voor vertrek, is Ljoebow weer een stap verder: ‘Nu kunnen we gaan. Ik ga, maar om twee dingen maak ik me nog zorgen.’ Eerste punt: wat betreft de zieke Firs kan Anja haar direct geruststellen door te melden dat Firs al naar het ziekenhuis is gebracht. Tweede punt: het eeuwig en altijd uitgestelde huwelijk van Lopachin en Warja. Daarop laat de veelbelovende bruidegom graag weten dat hij ogenblikkelijk het ultieme huwelijksaanzoek zal plegen… wat vervolgens faliekant mislukt, volgens de onuitroeibare traditie van uitstel en afstel. Ook Warja zal dan de Kersentuin verlaten – solo.
Voor de protagonist komt het definitieve vertrek uit huis steeds dichterbij, en zij gaat het steeds minder uit de weg. Ljoebow krijgt de gevreesde waarheid nu letterlijk uit haar mond! Aldus sprak Ljoebow:
- We moeten weg
- Anja, kleed je aan.
- Nu kunnen we weg!
- Ik blijf hier nog één minuutje zitten.
- Is alle bagage ingeladen?
- We gaan, – en hier blijft geen levende ziel achter…
- Laten we gaan!
Wanneer iedereen het pand heeft verlaten, blijven Ljoebow en Gajew alleen achter op toneel. Dan volgt een zeer herkenbaar, ontroerend moment, in stil spel: ze vallen elkaar nu in de armen alsof ze daar alleen maar op gewacht hadden, ze snikken ingehouden tegen elkaar, bang om gehoord te worden.
Terwijl Ljoebow en Galew zo afscheid nemen van huis en kersentuin, horen we op de achtergrond de vrolijke stemmen van Trofimow en Anja, die vrolijk de toekomst tegemoet gaan. Waarmee Tsjechow wederom een goedmoedige knipoog geeft, om vervolgens het handelingsverloop definitief af te sluiten.
Anja’s stem: Mama!…
Trofimow’s stem: A-oe!…
Ljoebow: We komen!… (Ze gaat weg)
Slot
Ljoebow verlaat de Kersentuin voorgoed
.
Stemmingsuitleiding
(Het toneel is leeg. We horen hoe de deuren worden afgesloten, een rijtuig dat weg rijdt. Het wordt stil. In die stilte doffe bijlslagen, eenzaam en treurig (…)
De stemming van de laatste scène wordt expliciet benoemd: eenzaam en treurig… De protagonist is vertrokken, de laatste aandacht gaat uit naar wat zij heeft achtergelaten. Dat zijn: de Kersentuin en Firs. De epiloog komt uit onverwachte hoek. Firs is achtergelaten én achtergebleven in het huis waar hij zijn leven heeft geleefd. Eerst als slaaf, later als bediende. Met zijn dood komt er een einde aan een generatie. Tegelijkertijd sterft de Kersentuin – een tijdperk wordt afgesloten. In stemmige, sobere sfeer.
- We horen hoe de deuren worden afgesloten, een rijtuig dat weg rijdt: Ljoebow is voorgoed vertrokken
- Het wordt stil
- Firs sterft terplekke
- We horen een geluid als van een snaar die springt, het geluid sterft weg, treurig
- We horen de bijlslagen, waarmee de Kersentuin wordt geveld
.
Protagonist, positief: Ljoebow
Het lijden van Ljoebow
Ljoebow WIL de Kersentuin in haar bezit houden (via lening), MAAR dat is absoluut onmogelijk
Eerste bedrijf
Expositie Ljoebow en Gajew keren terug op hun landgoed. De schulden zijn zo hoog opgelopen dat het landgoed wel moet worden verkocht. Lopachin draagt voor hen een oplossing aan, om het landgoed toch in hun eigen bezit te houden: de kersentuin slopen en daar zomerhuizen verhuren. Dat krijgen de eigenaren niet over hun hart: zij willen de kersentuin voor zichzelf houden zoals die is. Niet verkopen dus! Gajew heeft een oplossing…
Motorisch moment Gajew besluit de kersentuin te redden door geld te lenen. (blz. 21)
Tweede bedrijf
Negatieve ontwikkeling De kansen om de kersentuin te redden door geld te lenen, worden snel verspeeld. Gajew houdt het bij vage beloftes. Ljoebow wacht passief af. Zij negeert nog steeds het advies van Lopachin om het landgoed te behouden, door de kersentuin te kappen. Het laatste geld vliegt haar uit de handen. De veiling nadert. De kansen slinken.
Dieptepunt Ljoebow laat de allerlaatste kans voorbijgaan om de kersentuin te redden. (blz. 37)
Derde bedrijf
Crisis Muziek in de balzaal… Een feestje in de vergane glorie van het rijke verleden. Wachten op de uitkomst van de veiling. Lopachin komt terug en doet verslag van de verkoop…
Anagnorisis Ljoebow krijgt te verwerken hoe de veiling verliep. (blz. 53-54)
Peripetie Ljoebow incasseert het verlies van de Kersentuin: Lopachin is nu de eigenaar. (blz. 54)
Vierde bedrijf
Negatieve afwikkeling Ljoebow bereidt zich voor op haar vertrek uit de Kersentuin – zij neemt afscheid.
Slot Ljoebow laat de verloren kersentuin voorgoed achter zich. (blz. 69)
Stemmingsuitleiding De kersentuin wordt gekapt, Firs sterft. Het einde van een tijdperk.
zie verder > 4. Kersen proeven, smaken verschillen