Overige personages in het handelingsverloop
Clytaemnestra
Aeghistos
Orestes
Chrysothemis
Pedagoog
Pylades
Het Koor
Overzicht personages
Een personele kwestie…!
Iedereen zal zonder moeite Clytaemestra herkennen als antagonist. Dit personage laat weinig te raden: zij vertoont openlijk en zelfs graag alle trekken van een antagonist. Alleen al haar verschijning is Elektra een doorn in het oog, maar ook actief draagt Clytaemestra bij aan het lijden van Elektra. In het eerste epeisodion wordt Elektra via Chrysothemis reeds geconfronteerd met een dreigement van Clytaemestra:
Hun plan is, als gij niet uw klachten staakt,
u te verbannen waar gij ’t zonlicht nooit
meer ziet, en waar gij in een rotsenhol
uw jammerzangen uitzingt, ver van hier. (vs. 379 e.v.)
In de jarenlange impasse die aan het drama vooraf gaat, dreigt nu een wezenlijke verandering op te treden: Clytaemestra ontneemt Elektra wellicht alle bewegingsvrijheid, zodat de kans op wraak vermindert. Bovendien heeft Clytaemestra de euvele moed om offers te laten leggen op het graf van de man, die zij vermoordde. Dat is voor Elektra zo pijnlijk, dat zij het verhindert.
In het tweede epeisodion voeren Elektra en Clytaemestra een felle woordenwisseling, waarin zij elkaar meedogenloos de gerechtigheid van hun standpunten betwisten. Het resultaat is, dat zij des te vijandiger tegenover elkaar staan. Tot overmaat van ramp brengt Clytaemestra een offer om Apollo gunstig te stemmen – uitgerekend de god van wie Orestes de opdracht kreeg tot wraak! Ze geeft en passant Elektra nog wat trappen na en verwenst Orestes in bedekte termen.
Als iemand zich tegen de wraak verzet, is het Clytaemestra wel. Zij wordt op haar wenken bediend, als direct daarna de dood van Orestes bekend wordt gemaakt: dat ‘feit’ en ook haar vreugde daarover treffen Elektra in het diepst van haar ziel. Triomfantelijk verlaat Clytaemestra het toneel, met een smadelijke opmerking aan het adres van de verslagen Elektra:
(…) Intussen kan zij buiten
voortklagen voor haarzelf en voor haar vriendinnen. (vs. 802)
Aegistus zal blijken een tritagonist te zijn. Vaak wordt hij echter als antagonist bestempeld. Als medemoordenaar van Agamemnon acht men ook hem verantwoordelijk voor het lot van Elektra. Clytaemestra en Aeghistus: twee handen op één buik, nietwaar? Dat is inderdaad het geval, indien we wegduiken in de voorgeschiedenis: daarin heeft Aeghistus inderdaad een weinig verfrissend aandeel. In het ‘sociogram’ staat hij dan ook lijnrecht tegenover Elektra, maar dat maakt hem niet tot antagonist.
We analyseren hier immers niet die voorgeschiedenis, maar de concrete daden van de personages in het hier en nu. En dan moeten we constateren dat Aeghistus – als personage! – pas werkelijk ten tonele verschijnt in de allerlaatste minuten van het drama – en dat is dan inmiddels veel te laat om nog het lijden van Elektra te veroorzaken. Integendeel: na de dood van Clytaemestra stevent Elektra inmiddels af op de goede afloop. Sophocles laat Aeghistus om slechts één reden verschijnen: om te worden vermoord, zodat het lijden wordt beëindigd.
Als ‘betwist object’ is Aeghistus tritagonist: zijn komst is nodig om de wraak te voltooien!
Slechts weinigen zullen Orestes hebben herkend als antagonist. Wanneer tien mensen wordt gevraagd naar Orestes, zullen negen hem juist tritagonist noemen. Hij komt immers – zegt men dan – om zijn zuster te helpen en dat doet hij ook: hij voltrekt de wraak, waar zij zo lang naar heeft gesmacht. Hij maakt zo een einde aan het lijden van Elektra en staat dus lijnrecht tegenover Clytaemestra.
Slechts een enkeling waagt het om Orestes een antagonist te noemen – maar heeft wel gelijk. Orestes is de antagonist tegen wil en dank, zoals in de theorie al eens werd aangekaart: niet alle goed bedoelde hulp is altijd welkom of pakt goed uit…! En als iemand in dit drama Elektra grondig in de put helpt, dan is dat wel Orestes… !
Lange tijd verkeert Elektra in de veronderstelling dat Orestes dood is, waardoor haar hoop op wraak als sneeuw voor de zon verdwijnt. Wij als publiek weten dan wel hoe de vork in de steel zit, maar Elektra weet dat niet: in háár beleving is Orestes dood. Daarmee is zij het slachtoffer van een list – door niemand anders opgezet dan door Orestes hoogstpersoonlijk! Deze onhandige redder in de nood brengt Elektra meer schade toe met zijn plan, dan Clytaemestra doet met haar dreigementen. Als ‘ongewilde’ antagonist doet Orestes zijn zuster Elektra een groot deel van haar lijden aan. De ironie wil zelfs dat Orestes tevoren zijn ‘slimme plan’ nog even controleert op mogelijke schadelijke effecten… voor hemzelf:
Mij deert het niet dat ik word dood genoemd,
als ik in feite leef en roem mag oogsten.
Ik meen: geen woord kan slecht zijn, als het baat.
‘k Heb vaak gehoord van wijze lieden zelfs,
die men verkeerdelijk had dood gewaand;
en keerden zij nadien in ’t land terug,
hun aanzien was nog groter. (vs. 59 e.v.)
Niets aan de hand, denkt Orestes. En met hem het publiek. Pas achteraf zien we hoe Sophocles hier Orestes (en het publiek) op het verkeerde been zet. Een plan wordt verondersteld te werken zoals het bedoeld is – zeker als wij blindelings de goede bedoeling onderschrijven. Dat het plan zal lukken, is de bedoeling van Orestes. Maar dat het eerst juist niet lukt – dát is de bedoeling van Sophocles.
Velen zullen Chrysothemis hebben ontmaskerd als de tritagonist die zij inderdaad is. Anderen hebben haar wellicht ingedeeld bij het hulpspel, want zij lijkt slechts haar mening te ventileren en niets te doen. Dat ‘niets doen’ is in dit geval echter een belangrijke keuze en heeft grote gevolgen. Elektra wijst Chrysothemis erop dat zij beiden, als dochters van Agamemnon, in hetzelfde schuitje zitten, en dat van de dood gewaande Orestes geen wraak meer valt te verwachten. Daarom smeekt Elektra haar zuster:
(…) Dus liefste, volg mij, span u in
voor vader, span u voor uw broeder in.
Verlos mij uit dit lijden, en verlos
u zelf, wel wetend dat in schande leven
een smaad is voor wie edel is van aard. (vs. 986 e.v.)
Met deze vraag om gezamenlijke wraak, wordt Chrysothemis uitgenodigd om van invloed te zijn op het handelingsverloop. Haar weigering om de protagonist actief bij te staan, heeft negatieve gevolgen voor het lijden – en dat maakt Chrysothemis tot tritagonist. Elektra komt nu alleen te staan:
Geen woord van u komt onverwacht. Ik wist
dat gij mijn plan afwijzen zoudt. Dus moet
ik maar met deze hand, alleen, dit werk
afmaken. Neen, die taak geef ik niet op. (vs. 1017 e.v.)
Ongetwijfeld was Chrysothemis liever niet in zo’n beslissende positie gedrukt. Zij is een typisch voorbeeld van de bemiddelende tritagonist: het liefst sust zij de vete tussen protagonist Elektra en antagonist Clytaemestra. Zij steunt de ene partij voor zover ze de andere partij niet in de wielen rijdt. Als het aan haar lag was alles koek en ei en bestond deze tragedie niet. Maar het zou anders zijn verlopen, als zij de protagonist werkelijk een handje had geholpen.
Sommigen zien ziet de pedagoog graag – maar ten onrechte – aan voor hulpspel, omdat hij een uitgebreid bericht brengt over de dood van Orestes tijdens de Delphische Spelen. Daarmee lijkt hij optimaal te voldoen aan het profiel van de bode. Maar wij zouden beter moeten weten: de pedagoog liegt maar al te graag! Hij is dan ook geen bode, maar doet alsof. Met zijn ‘bericht’ misleidt hij zijn toehoorders, hetgeen het handelingsverloop in hoge mate bepaalt. En dat was ook zijn bedoeling – althans waar het Clytaemestra betreft.
Een onvoorzien effect van zijn ‘valse bericht’ treft juist Elektra: zij verkeert zodoende in de veronderstelling dat van Orestes niets meer verwacht kan worden. Dat vermindert haar kans op wraak bijzonder en verhevigt haar lijden…
Tot het hulpspel behoort de pedagoog dus zeker niet. De verleiding is nu groot om hem te beschouwen als antagonist, maar de pedagoog handelt niet op eigen initiatief: hij werkt in opdracht van Orestes. Alleen Orestes is verantwoordelijk voor het uitgevoerde plan. De pedagoog staat dus niet zelf in het conflict, maar ‘namens’ Orestes. Anders gezegd: als het niet om Orestes was, had de pedagoog nooit gedaan wat hij deed. Dat maakt de pedagoog tot een tritagonist: een werktuig in handen van Orestes als antagonist.
‘Pylades…?’ zullen sommigen zich hier verbaasd afvragen, ‘…bestaat die ook?’ In de vertaling van De Waele wordt hij niet eens vermeld in de lijst van dramatis personae. De vertaling van Pé Hawinkels geeft een opgave in volgorde van opkomst, en daar prijkt Pylades waar hij hoort: in het kielzog van Orestes.
Velen zullen Pylades tijdens het lezen over het hoofd hebben gezien. Verbazingwekkend is dat niet, want er is niet veel dat op zijn aanwezigheid wijst. Zo is er voor dit personage geen regel, zelfs geen woord tekst geschreven: het blijft een zwijgende rol. Zijn aanwezigheid verraadt zich slechts wanneer hij met zijn naam wordt aangesproken, zoals hier door de pedagoog:
Bedenk Orestes, en gij, Pylades,
zijn beste gastvriend, wat hier dient gedaan. (vs. 15 e.v.)
Het kan de toeschouwer echter niet ontgaan, dat er bij aanvang van de voorstelling geen twee, maar drie mannen opkomen: Pylades is er wel degelijk. Hij staat erbij en kijkt ernaar. Als vriend van Orestes laat het gebeuren hem niet onberoerd, maar toch doet hij niets… Pylades behoort tot het hulpspel, maar zelfs daar blijft zijn functie voor velen van ons een raadsel: Pylades lijkt volkomen overbodig.
Voor het Griekse publiek lag dat anders. Dat publiek kende door en door de mythologie… en dus Orestes en Pylades! Deze mannen zijn samen opgegroeid als stiefbroers: Elektra bracht de jonge Orestes in veiligheid bij Strophius, koning van Phocis en vader van Pylades. In de mythe staan Orestes en Pylades te boek als boezemvrienden, even onafscheidelijk als Lucky Luke en zijn schaduw.
Sophocles wijkt wijselijk niet af van deze traditie. Het weglaten van Pylades bij Orestes zou bij het publiek veel verwarring veroorzaken. Voor Sophocles is deze twee-eenheid dan ook de enige reden om Pylades ten tonele te voeren. Pylades moet naast Orestes verschijnen, al was het maar als figurant. Waarom hij geen regel tekst krijgt toebedeeld, komt later aan de orde.
De vijftien Myceense vrouwen, vertolkt door het koor van mannen, zijn zeker niet onpartijdig. Al eerder zagen wij, dat zij hun steun aan Elektra niet onder stoelen of banken steken. Elektra ervaart dat dankbaar als een troost. Het koor hoort Elektra’s jammerklachten aan, en bevestigt of relativeert haar standpunten, steeds met goede bedoeling:.
Mijn woord is vriendenraad,
als van een trouwe moeder:
Neen, voeg geen leed aan ’t oude toe! (vs. 233 e.v.)
Maar nergens grijpt het koor in de handeling in: ook zonder koor gebeurt er wat er gebeurt. De functie blijft beperkt tot hulpspel en wordt op verschillende wijzen uitgevoerd. Als vertrouwensfiguur geeft het koor Elektra de kans om haar innerlijk leven te verwoorden, zodat ook het publiek daarvan kennis kan nemen. Als raisonneur voorziet het koor de handeling van commentaar, verwoordt hoop en verwachting, mede namens Elektra en het publiek:
Maar, bij de bliksemstraal van Zeus,
bij Themis, hemelse godin,
niet lang blijft zonde ongestraft.
O Faam, die onder de aarde tot de doden dringt,
roep, dat het in de diepten galmt,
breng tot bij Atreus zoon
de droeve klacht,
de feesteloze schande (…) (vs. 1063 e.v.)
Dat het koor ook inlichtingsfiguur is en als figuratie een achtergrond voor de handeling vormt, spreekt vrijwel vanzelf. Laten we tenslotte niet vergeten, dat het koor aan de voorstelling een bijdrage leverde, die in de geschiedenis helaas verloren is gegaan – en die in de papieren beleving van de lezer geheel ontbreekt: het koor zingt liederen en danst choreografieën!
Inmiddels hebben we alle personages uit het stuk behandeld. Soms komt iemand nog aanzetten met Agamemnon… Deze man is immers van groot belang, luidt dan het betoog, omdat hij zijn dochter offerde, daarmee aanleiding gaf tot wraak, vervolgens werd vermoord, wat aanleiding gaf tot weer een wraak, etc. Dat is allemaal waar, maar Agamemnon zelf krijgen we nooit te zien: hij maakt deel uit van de voorgeschiedenis (waarover we slechts berichten krijgen), maar hij komt nooit ten tonele. Het hier en nu dat ons wordt vertoond, berust juist op het gegeven dat hij reeds vele jaren geleden is vermoord! Zodoende speelt hij letterlijk geen enkele rol: er komt géén acteur op die Agamemnon speelt… Alweer een vader, die er vooral níet is.
Wanneer we tenslotte de handelende personages uit ‘Elektra’ rangschikken naar hun functie in het stuk, levert dat het volgende overzicht op:
protagonist | Elektra |
antagonist | Orestes Clytaemnestra |
tritagonist | Pedagoog Chrysothemis Aeghistus |
hulpspel | Koor Pylades |
In het voorgaande hebben we veel moeite gedaan om de personage-indeling te begrijpen. Maar als het alleen om de ‘uitslag’ zou gaan, hadden we ons al die moeite kunnen besparen: bij een Griekse tragedie als ‘Elektra’ valt deze indeling van personages ook te achterhalen met enige ‘wiskundige handigheid’.
Zoals reeds eerder werd opgemerkt, verwees een term als prot-agonist destijds niet naar het personage, maar naar de acteur die één soort personage voor zijn rekening name! De termen prota-, anta- en tritagonist zijn dus aanduidingen voor beroepen! In het kader van de wedstrijden waarvoor Sophocles schreef, kreeg iedere schrijver (naast het koor) van staatswege drie acteurs toegewezen, niet meer of minder:
één protagonist + één antagonist + één tritagonist
Ieder van hen speelt uitsluitend… zijn eigen soort rollen! Met deze drie spelers moest de schrijver alle (sprekende) personages ten tonele voeren. Toch kent een Griekse tragedie in zijn uitvoering meestal méér dan drie personages. Dat wordt mogelijk doordat de drie spelers ook dubbelrollen spelen. Met wisselen van kostuums en maskers zijn dan enkele mogelijkheden – maar uiteraard ook beperkingen.
- Ten eerste kunnen er hoogstens drie personages tegelijk op toneel zijn. Meer spelers zijn er niet.
- Ten tweede kunnen er ook nooit meerdere personages met dezelfde functie tegelijkertijd op toneel aanwezig zijn. Bijvoorbeeld: twee ‘antagonisten’ kunnen elkaar dus nooit ontmoeten op het toneel: ze worden gespeeld door één en de zelfde acteur: die antagonist is – van beroep!
De functie-indeling van de zes personages uit ‘Elektra’ valt dus samen met de rolverdeling door de drie acteurs: de drie agonisten. Deze verdeling is te achterhalen door simpelweg van begin tot eind uit te pluizen wie er samen met wie op het toneel staat. Twee gelijksoortige personages tegelijk op toneel – dat is onmogelijk! Het nodige rekenwerk levert dan de volgende rolverdeling op:
- de protagonist – speelt Elektra
- de antagonist – speelt Orestes + Clytaemestra
- de tritagonist – speelt Pedagoog + Chrysothemis + Aeghistus
Met deze rolverdeling lost Sophocles een praktisch probleem op: hij moet zijn drama, ontleend aan de griekse mythologie, gestalte geven middels drie acteurs. Dat heeft onvermijdelijk consequenties voor de vorm – en dus de inhoud – van het drama: niet alles is mogelijk! Dat is wellicht ontnuchterend voor wie het romantische idee koestert, dat de auteur van drama in alle vrijheid en onbekommerd zijn fantasie vorm geeft. Maar wie, zoals Sophocles, schrijft voor een concrete opvoeringpraktijk, heeft nu eenmaal te maken met de beperkingen daarvan. Ook wanneer later het aantal acteurs niet meer beperkt is, heeft de auteur van drama nog genoeg andere praktische problemen: drama is nu eenmaal praktijk.
Vorm en inhoud van Elektra worden mede bepaald door de wijze waarop Sophocles zijn praktische problemen heeft opgelost. Dat is allerminst een bijkomstigheid, en het is de moeite om na te gaan hoe deze beperkingen een verklaring vormen voor het creatieve resultaat.
Uit de personele bezetting van het stuk blijkt eens temeer de omvang van de rol van Elektra. Deze eerste speler (= protos-agonist) heeft zijn handen vol aan het spelen van dit ene personage, dat na opkomst voortdurend in de belangstelling staat!
De tweede speler (= deuter-agonist) zit iets ruimer in de tijd en heeft de gelegenheid om twee personages te vertolken: Orestes en Clytaemestra – maar natuurlijk niet tegelijkertijd! Dat verklaart het ontbreken van een scène, die zeer voor de hand ligt, maar die we toch niet eens hebben gemist… namelijk de ontmoeting tussen Orestes en zijn moeder! Hun weerzien is bij Sophocles technisch volledig onmogelijk.
Een moord wordt in het Griekse theater nooit vertoond, maar achter de schermen voltrokken. Dat komt hier toevallig wel heel goed uit… In zijn rol van Orestes gaat de antagonist het paleis binnen, waar hij – niet zichtbaar voor het publiek – de doodskreten van Clytaemestra slaakt, om vervolgens weer als Orestes tevoorschijn te komen. Na dit hoorspel wordt de poort van het paleis geopend en zien we nu zowel Orestes als Clytaemestra, dat wil zeggen: haar bedekte lijk.
Dat de moord niet wordt vertoond, maakt het ontbreken van een eerdere ontmoeting des te opmerkelijker: moeder en zoon zien elkaar nooit, terwijl het een spannende scène zou kunnen opleveren. In de ‘Oresteia’ van Aeschylos kan deze scène uiteraard niet gemist worden. Dankzij de andere rolbezetting hoeft dat ook niet: in die voorstelling wordt Orestes namelijk gespeeld door de protagonist, die oog in oog kan staan met Clytaemestra, gespeeld door de antagonist. Een ander drama, een andere rolbezetting!
De derde speler (= tritos-agonist) moet aanvankelijk regelmatig de kleedkamer in en uit, om afwisselend te verschijnen als de pedagoog of als Chrysothemis. Daarmee heeft hij het zo druk, dat zijn derde personage, Aeghistus, lange tijd moet schitteren door afwezigheid. Sophocles maakt van die nood een deugd, door dat wegblijven van Aeghistus een functie te geven. Clytaemestra verklaart daarmee namelijk het furieuze gedrag van Elektra:
Want ja, Aeghistus is niet hier, hij die
u steeds weerhield de uwen buitenshuis
te kort te doen. Nu hij afwezig is,
tel ik niet meer voor u (vs 515 e.v.)
Pas in de allerlaatste minuten wordt de komst van Aeghistus onvermijdelijk. Nadat de steeds zo actieve pedagoog opeens is weggemoffeld, kan eindelijk Aeghistus verschijnen – om vermoord te worden. Zo ontstaat voor Orestes toch nog de kans om een confrontatie aan te gaan met één van zijn slachtoffers, al is deze zeker niet de belangrijkste.
Met deze zes rollen is de grens bereikt van de mogelijkheden voor de drie acteurs. Meer is ook niet nodig: deze personages maken samen het gehele handelingsverloop rondom Elektra mogelijk. Maar dan eist de traditie dat ook nog Pylades ten tonele verschijnt. De oplossing moet eruit hebben bestaan, dat Sophocles voor deze rol iemand (uit het koor?) liet opdraven, die echter niet als vierde (sprekende) acteur mocht fungeren. Door dat spreekverbod loop Pylades zwijgend mee, als figurant.
Het koor is een andere kwestie: dat werd niet door de staat, maar door een rijke burger betaald. Deze choregos kreeg de eer opgelegd om de productie van een tragedie te betalen, en hoopte uiteraard op de roem van de eerste prijs. Het koor bestond ten tijde van Sophocles uit 15 zangers/dansers, die samen één uniforme rol vertolkten, in dit geval ‘jonge vrouwen van Mycene‘. De koorleider treedt ook solo op, los van het koor, maar niet in de rol van een ander personage: als één van de velen zingt hij namens allen.
Tenslotte een merkwaardige zaak, die nauwelijks opvalt: het aantal dochters van Clytaemestra en Agamemnon. In de traditie zijn dat er drie: Elektra, Chrysothemis en Iphigeneia. Deze laatste heet bij Homerus nog Iphianassa en pas later Iphigeneia, zoals bij Aeschylos. Sophocles gebruikt echter deze beide namen voor twee verschillende dames – en daarmee brengt hij het aantal dochters op vier! In de parodos verwijst het koor naar het bestaan van deze ‘extra’ zuster van Elektra:
(…) die daar in huis,
uw zusters, stamgenoten,
Chrysothemis, Iphianassa (…) (vs. 156 we.v.)
In het paleis houdt zich kennelijk een mysterieuze Iphianassa verscholen… Gelukkig hoeft zij niet naar buiten: er zou geen acteur meer beschikbaar zijn om haar te spelen…