Tijd en ruimte – tot het einde
Eenheid van tijd: leven – tot de dood
Speeltijd en gespeelde tijd
Plot en story
Tijd, historisch
Ruimte
Strukturele indeling
TIJD en RUIMTE…. tot het einde
Over zoiets als “de eenheid van tijd en plaats” bestaan meer dan genoeg misverstanden, helaas. Veel te vaak wordt verondersteld dat zoiets “zou moeten”, als verplichting, opgelegd door Aristoteles. Niets is minder waar. Een grote misvatting. Vaak waren zulke eenheden echter wel eens handig voor de praktische uitvoering – en dan ging het zo. Ook waren er wel tijden, waarin deze eenheden juist wél als voorwaarden werden aangekaart – ze waren dan gewoon in de mode! Maar een eenheid van tijd en ruimte is absoluut geen algemene wet – of hoe men zoiets wil noemen! Even vaak zien we juist een veelheid van tijd en ruimte. Want die bestaat ook. Dat even vooraf gezegd.
.
Eenheid van tijd: leven – tot de dood
In het geval van De Koning Sterft zien we – heel simpel – een eenheid van tijd: het spel begint en vervolgens loopt de handeling ononderbroken door tot het eind. Geen enkele pauze, geen enkele tijdssprong. Deze eenheid van tijd is hier een consequent gekozen vorm bij de inhoud van dit stuk: ieders tijd van leven stopt slechts één keer – bij het sterven! De tijd van leven kent één begin en één eind: geboorte en dood. We leven van minuut tot minuut, tot het definitieve einde. Dat is dan ook wat De Koning meemaakt: het onvermijdelijk naderende einde van zijn tijd.
Marguerite: Over een uur en vijf minuten ben je dood.
Speeltijd: de tijdsduur van de voorstelling, de tijd van het vertoonde spel.
Gespeelde tijd: de tijdsduur van het gespeelde plot.
De speeltijd valt hier samen met de gespeelde tijd. Het publiek volgt het verstrijken van de tijd één-op-één. Van minuut tot minuut. Samen met De Koning tellen wij met de lopende klok af naar het onvermijdelijke einde…
Dokter: U heeft nog slechts een uur, Sire. Alles moet gedaan worden in één uur. (…)
Marguerite: (…) Maar met een uur heeft hij alle tijd die nodig is (159)
De gespeelde tijd is wel zeer gecomprimeerd in vergelijking met de werkelijkheid: het sterfproces wordt hier binnen een uur voltooid, terwijl dat in de werkelijkheid dagen of weken kan duren. Hier is de dreiging van de dood zeer acuut, het gaat te snel om waar te zijn. Maar in wezen klopt het. Juist in die gecomprimeerde vorm wordt het proces in essentie zichtbaar.
Een spel met de tijd:
voor de stervende staat de eindeloze tijd van de voorgeschiedenis
lijnrecht tegenover de krimpende tijd van de toekomst.
.
De voorgeschiedenis – die wij leren kennen via teksten van de personages over al het verleden – is buiten proporties lang in verhouding tot de plot. Het voorafgaande levensverhaal van deze Koning duurde niet enkele tientallen jaren, maar vele eeuwen, zelfs millennia, sterker nog: sinds de oerknal… Dat is feitelijk onjuist, weten wij maar al te goed, maar volgens ons gevoel klopt het wel! Want dat weet ik uit eigen ervaring, zoals u dat ook weet: het lijkt alsof je altijd al leefde – je mist niets van de tijd dat je nog niet bestond. Je weet niet beter dan dat je er altijd al was. Je bent dan wel ooit eens geboren – zegt men – maar de eerste levensjaren zijn net zo in de geschiedenis verdwenen als de middeleeuwen en de prehistorie: de tijden van een vergeten verleden… Er was eigenlijk geen begin aan je leven, je was er altijd al en sindsdien lijkt het eindeloos. Dankzij ongebreidelde kennis switcht onze ‘herinnering’ met groot gemak van de kleuterschool via de 80-jarige oorlog naar het Romeinse Rijk… Dat alles kennen we als ‘ooit’. Ieder begin ontbreekt. En het einde… ? We wéten dan wel dat het einde in aantocht is, maar zo beleven we dat niet in de dagelijkse praktijk. Alles was er altijd al en alles gaat altijd verder…
Marguerite: Toen je vijftig was, wilde je tot je zestigste wachten. Je bent zestig jaar geworden, negentig jaar, honderdvijfentwintig jaar, vierhonderd jaar… Je stelde de voorbereidingen niet meer uit tot over tien jaar, maar tot over vijftig jaar. Daarna heb je ze van eeuw tot eeuw uitgesteld. (158/159)
Plot: één uur en drie kwartier.
Story: het hele leven = ‘oneindig’
Late Point of Attack: de start van het stervensproces
Marguerite: Je zult over anderhalf uur sterven,
je sterft aan het eind van de voorstelling.
Het decor wordt aangeduid als ‘Troonzaal, min of meer vervallen, in min of meer gotische stijl.’
De Gothiek is een bouwstijl uit de (late) Middeleeuwen. Vooral kerken en kathedralen werden in de Gotische stijl gebouwd, vanaf de 12e eeuw. De Notre-Dame van Parijs is een voorbeeld. Dat gebouw heeft dan weer een link met de het door Victor Hugo geschreven boek De klokkenluider van de Notre-Dame (1831) over de gebochelde Quasimodo. Dit verhaal kent diverse verfilmingen. Maar inmiddels is de Notre-Dame helaas ook in het nieuws gekomen door de vernietigende brand die daar in april 2019 uitbrak.
De keuze voor deze bouwstijl lijkt te verwijzen naar een bepaalde tijd, maar zo eenduidig is dat niet. Direct na aanvang horen wij quasi-koninklijke muziek, imitatie van de zeventiende-eeuwse ‘Levers de Roi’. Dat is in één klap eeuwen later. Vervolgens heeft de wachter het over de radiator van de verwarming. Wederom een anachronistische inzet. En toen de Koning aan de macht kwam, waren er negen miljard inwoners… Dat is bepaald geen middeleeuws getal in dit verband, integendeel: dat is zelfs méér dan de huidige wereldbevolking! Verder is het taalgebruik in de dialogen eigentijds en alledaags. Kortom: De Koning Sterft is tijdeloos, van alle tijden. Ionesco kiest er echter niet voor om dat sterven in een ‘abstracte, tijdeloze omgeving’ te plaatsen, maar maakt de handeling – zoals toneel eigen is – concreet in een speelse mix van tijd-verwijzingen. Sterven is van alle tijden.
Tenslotte nog een hint naar de Wachter, die later nog uitgebreid aan bod zal komen. De Wachter doet niets anders dan wachten… Wachten is: de tijd voorbij laten gaan. Wachten is géén handeling, maar een toestand in de verstrijkende tijd.
De Wachter laat de tijd er zijn, of sterker nog: de Wachter is de Tijd zelve!
Alles speelt zich af binnen één ruimte: de troonzaal. In het begin van de voorstelling betitelt Juliette die ruimte als ‘de zitkamer’, maar daarin wordt ze direct gecorrigeerd door Marguerite: ‘Dit is geen zitkamer. Het is de troonzaal. Hoe vaak moet ik je dat nog zeggen?’ Het gaat kennelijk om een onuitroeibaar misverstand. Maar wanneer we het stuk hebben gelezen, c.q. de voorstelling hebben gezien, moeten we Juliette toch maar gelijk geven: de locatie wordt dan wel aangeprezen als troonzaal, centrum van het koninkrijk, maar in de praktijk is het niets meer dan een zitkamer, een plek om alles maar af te wachten.
De troon van de Koning staat in het midden van het decor, als het absolute middelpunt van de wereld. Dat heeft hier ook een verregaande symbolische functie. Dat komt naar voren wanneer de Koning de dood nadert. Marguerite dirigeert hem naar de troon – het middelpunt van zijn wereld. Het stervensproces bestaat er dan niet uit, dat de Koning ‘verdwijnt in de dood’, maar – omgekeerd – dat de hele wereld langzaamaan verdwijnt, gezien vanuit het perspectief van de Koning. In zijn beleving wordt de wereld rondom hem steeds kleiner, en verdwijnen uiteindelijk ook zijn ledematen, stuk voor stuk. Wij kijken als publiek mee vanuit ‘de camera in zijn ogen’. Het stervensproces van de Koning wordt niet getoond zoals het wordt gezien door de buitenstaander, maar vanuit het perspectief van de stervende Koning zelf.
We zien niet hoe de Koning verdwijnt uit de wereld,
maar hoe de wereld verdwijnt rond de Koning.
- De ruimte rond de Koning is de wereld zoals hij die ervaart: hij staat onvermijdelijk in het midden.
- Dat geldt voor ieder mens: bij iedere pas die je verzet, draait de wereld onder je door.
- De wereldruimte bestaat alleen, zoals zij door de Koning wordt ervaren.
- De ruimte rond de Koning verdwijnt in het niets, wanneer de Koning niet meer bestaat.
- Kortom: jouw leven is wat jij waarneemt, in een wereld waarin jij altijd in het middelpunt staat.
Een indeling is er niet. Geen wisseling van bedrijven, van scènes, van spel met andere activiteiten. Nu is het wel vaker zo dat er zonder onderbreking wordt gespeeld van begin tot einde, maar hier verdient dat wel een extra vermelding. De doorlopende eenheid van tijd en plaats staat hier voor niets minder dan de doorlopende eenheid van het leven zelf: het leven kent absoluut geen onderbreking, het leven heeft maar één einde… en tot dàt moment gaat alles continue door tot je erbij neervalt. Wanneer de voorstelling afstevent op die éne, onvermijdelijke afsluiting van de levensloop, dan kan er onmogelijk zoiets zijn als een tussentijdse stop. Het leven stopt maar één keer, het leven hééft geen pauze! Kortom: wanneer de handeling berust op het naderen van de dood, als dé afsluiting van het leven, dan is iedere tijdsprong onmogelijk. Zelfs een bijna-dood-ervaring is een BIJNA-dood-ervaring.
het leven = eenheid van tijd + ruimte