4. Dialoog: bedrieglijke taal

Een bedrieglijke dialoog
Viermaal een tactisch woordenspel
          A. Tussen neus en lippen 
          B. Met vuur en vlam
          C. Liegen alsof het gedrukt staat   
          D. Zwijgen is goud
Pinteriaanse Puzzels

.
Een bedrieglijke dialoog

Het taalgebruik van Pinter… Dat is typisch Pinteriaans, zegt men wel.  Wat is daar dan zo typerend aan?
In eerste instantie lijkt er niets bijzonders te zijn met deze dialogen. Eenvoudige woorden en zinnen, juiste formuleringen, alledaags taalgebruik. Komt niet artificieel over. Geen rijmvormen, geen versregels, geen poëtische pogingen etc. Ieder zinnetje, iedere claus van een personage kan in de werkelijkheid ook spontaan uit de mond van een werkelijk persoon komen. De pen van de auteur verraadt zich niet.

Jerry: Zo…
Emma: Hoe is ’t met jou?
Jerry: Gáát.
Emma: Je ziet er goed uit.
Jerry: Nou. Zó goed gaat ’t anders ook weer niet.
Emma: Wat dan? Heb je iets?
Jerry: Kater. [Hij heft zijn glas] Proost. [Hij drinkt] Hoe is ’t met jou?
Emma: Met mij is ’t best. [Ze kijkt om zich heen door de bar, dan weer naar hem] Net als vroeger.
Jerry: Mmn.  ’t Is lang geleden.

Geen tekstschrijver te bekennen. En ook inhoudelijk dringt zich niets opvallend naar voren. Alle tekst lijkt wel zó redundant, dat vrijwel ieder woord direct geschrapt kan worden. Bij vele andere auteurs, van iets minder allooi, zouden we direct en moeiteloos over gaan tot het faliekant schrappen van dergelijke totaal overbodig ogende “hallo-hoe-gaat-het-met-jou-met mij-gaat-het-goed” openings-teksten…!

Maar juist doordat niets zich opdringt als kunstmatig geproduceerde tekst bestaat het risico dat door de lezer veel niet (direct) wordt gezien en begrepen, en dat er dan in deze ‘simpele tekst´ iets wordt aangepast of geschrapt, zonder dat men enig idee heeft wat daarmee in de prullenbak belandt. Waarschijnlijk meer dan gedacht.

Pinter is veel méér in deze dialoog-teksten aanwezig dan hij doet vermoeden. Zoals we bij Shakespeare woord-voor-woord horen hoe de teksten, met hun compacte formuleringen, rijke woordenschat, grammaticale hoogstandjes en poëtische pareltjes, ver boven ons alledaags taalgebruik uitstijgen, zo horen we bij Pinter… ‘gewoon wat iemand maar zegt’.  Bij Shakespeare horen we via de personages breeduit de letterkundige kwaliteiten van de onzichtbare auteur,  maar bij Pinter lijkt er geen enkele tekstschrijver aan te pas te komen en improviseren de personages alles zelf bij elkaar. Uitgerekend deze personages in Bedrog spuien dan wel vaak scherpe formuleringen en putten uit een ruime woordenschat, maar dat doen zij niet méér en beter dan dergelijke figuren in de realiteit ook zouden doen, in die wereld van schrijvers en uitgevers!

Terwijl Pinter in de dialoog afwezig lijkt te zijn, wordt daar meer gezegd dan je in eerste instantie leest. Het staat bol van wat men noemt ondertekst oftewel subtekst. Zoals bij de start van scène vijf, Venetië.

bedrog bedrieglijke taal 1.

Emma lezend op bed.
Robert staat bij het raam en kijkt naar buiten.
Zij heft haar hoofd op, kijkt naar hem,
dan terug naar het boek.

Emma: Morgen gaan we naar Torcello, hè?
Robert: Wat?
Emma: We gaan morgen toch naar Torcello? 
Robert: Ja. Dat is ’t plan.
Emma: Fijn.
Robert: Mmnn.
Emma: Ik verheug me er erg op. [Pauze]

Emma stelt zorgeloos lezend een simpele vraag met een bekend verondersteld antwoord. Ze deelt daarmee even de aangename vooruitzichten op de volgende dag. In een open situatie zou Robert eenvoudig kunnen antwoorden met zoiets als: ‘Inderdaad, dat gaan we doen. Leuk’.  Maar zo gaat het niet. Robert is met zijn hoofd totaal ergens anders, dus het duurt ietsje langer voordat Emma het simpele antwoord krijgt dat ze toch al verwachtte. Herhaling van het plan levert vreugde vooraf – en voor Emma lukt dat. De dialoog is echter niet zo eenduidig als Emma meent. Want Robert bevestigt absoluut niet letterlijk dat zij naar Torcello zullen gaan, hij geeft aan dat dat (slechts…) een plan is – en het is voor Robert niet ondenkbaar dat dit duo-plan binnen enkele minuten wordt gecanceld als gevolg van een bekentenis en een stevig conflict. Door stom toeval ontdekte hij namelijk kort tevoren het bedrog van zijn vrouw en zodoende is hij nu maar met één ding bezig: een strategische inzet richting Emma’s schuldbekentenis, met alle gevolgen van dien. Ondertussen verheugt Emma zich op de dag van morgen. Robert houdt het tactisch op een onbestemd geluidje: Mmnn.

Zoals gezegd: Emma kan nu nog niet weten wat er dreigt, maar dat geldt vooral ook voor het publiek! Wanneer de lezer deze scène bij herhaling leest, kent hij bij voorbaat het plan in het hoofd van Robert, maar het publiek bij de voorstelling heeft die voorkennis niet. Daarmee kijkt het publiek dus vanuit het perspectief van argeloze Emma. Alleen Robert kent het dreigende noodweer. Via het boek dat Emma nu leest tast Robert de situatie verder af en brengt zeer tactisch Jerry ter sprake. Van nu af aan hoort hij ieder woord van zijn vrouw over Jerry met andere oren: nu hoort hij voor het eerst hoe zij over haar geheime minnaar spreekt – zonder te weten dat haar man dat geheim inmiddels kent.

Het thema van het boek dat Emma leest is volgens hem dan ook heel simpel: bedrog. Néé, dat is het volgens Emma niet… En wie de afloop van deze scène reeds kent, kan zich verplaatsen in Robert, die hier met dubbele tong spreekt en die meer hoort dan Emma kan weten. De aanval is al begonnen voordat Emma zich bedreigd kan voelen. Kortom: een oblique spelspanning. Via een omzeilende verbale strategie manoeuvreert Robert de waarheid steeds verder naar voren, totdat de goede verstaander – Emma – alles heeft begrepen… maar de overduidelijke conclusie van overspel brengt hij met geen woord ter sprake – en zo laat hij haar zelf de bekentenis op tafel leggen.

Emma: Hij was van Jerry.
Robert: Ja, ik herkende zijn handschrift.

… waaruit dan ogenblikkelijk duidelijk wordt (en nu ook voor Emma) dat Robert in het postkantoor de waarheid reeds ontdekte. In de navolgende, ironische polemiek schermt Robert dan met Torcello: een herinnering aan hun prille liefde, net getrouwd. ‘Ik vraag me af of ’t morgen wéér zoveel indruk op je zal maken’. Via deze steken met de scherpe tong ontdekt hij echter – totaal onverwacht – wat hij echt nog niet wist: ‘Vijf jaar? Na even rekenen levert dat gelukkig geen twijfel aan zijn vaderschap.

Dan is de cirkel van de scène rond. De aangename vooruitzichten van Emma voor morgen staan in een totaal ander daglicht. Via wissel van de wacht zijn we terug bij het begin van de scène: wat doen we nu?

Robert: (…) [Stilte] Zeg, verheug je je op ons tripje naar Torcello?

!!! Noteer vooral ook wat Pinter hier grandioos laat ontbreken: een antwoord van Emma. Zelfs geen simpel ja of nee of een knikje. Nu maar hopen dat de betreffende speelster/regisseur daar niet een ‘mooie oplossing’ voor heeft gevonden om die uit te spelen, of dat men er een ‘eigen interpretatie’ op los laat. Dat de afloop van de scène blijft stagneren in deze vraag maakt het zeer de moeite waard om het antwoord volledig te negeren.
.

Viermaal een tactisch woordenspel

De spelspanning bij Pinter is buitengewoon vaak oblique, indirect: er wordt méér uitgespookt dan er openlijk wordt uitgesproken. Je zou die aanpak ook wel ‘kwasi-redundant’ kunnen noemen: het lijkt alsof er veel onschuldig wordt gebabbeld, maar ondertussen…

Met deze relatie tussen tekst en handeling gaat Pinter een stapje verder op de weg die Tsjechov reeds was ingeslagen. Ook daar woelt er onder de woorden meer dan de formulering doet vermoeden. Tsjechov introduceert reeds op grote schaal de indirecte dialoogtekst, die nauwelijks iets verwoordt van de onderliggende intenties van de personages: zij verbergen zich veilig achter nietszeggende woorden, zij omzeilen tactisch alle confrontaties, zij zoeken hun doel via ellenlange omwegen. Zodoende is op papier de dialoogtekst voor de lezer lastig te vatten, zeker bij de eerste lezing. Het vraagt de nodige moeite om vanuit horizontale analyse van het geheel te komen tot juist begrip van de concrete handeling op spelniveau. Dat vraagt dus simpelweg: vaak herlezen, blijven zoeken. Het publiek zit echter op een totaal andere stoel en ziet, hoort en beleeft aan de voorstelling van alles wat de personages niet expliciet zeggen of wat ze trachten te verbergen. Dat is het tragische, dat is het komische van de zaak…

Bij Pinter c.q. bij Bedrog verbergt de wezenlijke handeling zich nogal eens achter de woorden, maar dat wil dus niet zeggen dat die handeling niet wordt aangeven – tussen de regels door! In de praktijk blijkt het vaak wel degelijk mogelijk de ingekapselde handeling te achterhalen en in spel gestalte te geven. Maar in andere uitvoeringen overheerst nogal eens onbegrip en onkunde, zodat de speurtocht bij voorbaat wordt opgegeven en er vervolgens – helaas, helaas! – allerlei schijnbaar overbodige teksten worden geschrapt, of dat er teksten worden ingekleurd met allerlei willekeurige of al te fantasierijke ‘betekenissen’. Oftewel: ‘kwasi-interpretatie’. Echter: wanneer níet alle intenties, problemen en pogingen van de personages expliciet in de dialoog worden verwoord, wil dat nog niet zeggen dat deze er niet zijn of niet gevonden kunnen worden. Integendeel: zoekt!

Kortom:
De teksten van Pinter staan alom bekend om de verhulde bedoelingen. Niet alles wordt letterlijk gezegd, maar ondertussen… De meest bekende voorbeelden betreffen de understatements, waarvan het wemelt in Pinters werk. Maar het dubbelzinnige woordenspel kent ook andere strategieën om het doel te bereiken.

We drukken hier vier stempels op de mogelijke tactieken van het woordenspel:

A. Tussen neus en lippen
Understatement. Quasi terloops, ingehouden, gemaskeerd.
Verreweg de meeste tekst volgt deze bekende ‘Pinteriaanse formule’.

B. Met vuur en vlam
Overstatement. Sterk aangezet, pathetisch, flamboyant, hoogdravend, hartstochtelijk.
Het tegenovergestelde van de eerste formule, met hetzelfde effect.

C. Liegen alsof het gedrukt staat 
‘Bloody-True-statement’. De waarheid is de beste leugen.  IJskoud zeggen hoe het zit.
De strategie is niet ‘under’ of ‘over’ de waarheid schieten, maar juist recht door de waarheid heen!

D. Zwijgen is goud
‘Zero-statement’. Niets zeggen zegt genoeg. Niet spreken maar doen. Geen woorden maar daden. Alles wat u niet zegt, kan ook niet tegen u gebruikt worden.

Kortom: er zijn in de dialoog vier tactieken om de waarheid van het woord te omzeilen:
er onderdoor, er overheen, er dwars doorheen, of in alle stilte.
Nooit gaat het rechtstreeks, eerlijk en onverbloemd. Alles gaat via een misleidende, slimme omweg.
Eén en al… squash.
.

 A. Tussen neus en lippen

Sprekende voorbeelden ontlenen we wederom aan scène 7, in het Italiaanse restaurant. Daar ontmoet Robert voor het eerst weer Jerry, kort nadat hij in Venetië te horen kreeg dat deze aloude vriend al jarenlang bed en flat deelt met Emma. Robert ziet nu voor het eerst – concreet – hoe Jerry hier de rol speelt van de bedrieger. Robert onthult echter niet dat hij inmiddels op de hoogte is van dat bedrog. Zodoende is de situatie nu uitgebreid met ‘omgekeerd hetzelfde’: Jerry denkt nog steeds dat hij Robert met succes bedriegt, terwijl Robert inmiddels weet hoe het zit, maar daarover zwijgt, zodat nu Jerry op zijn beurt niet weet dat juist hij bedrogen wordt…! Als u begrijpt wat ik bedoel. Wat we in deze nieuwe situatie na de ontdekking van het overspel in ieder geval niet voorgeschoteld krijgen is een jaloerse scheldkanonnade, met een bundel harde verwijten en genoegdoening. Het ontdekte bedrog wordt niet uitgeschakeld, maar er wordt juist een nieuw bedrog aan toegevoegd! Robert meldt Jerry niet wat hij heeft gehoord, zoals Emma ook niet meldt wat ze heeft verteld…

In deze scène volgen we de verkapte woordenstrijd, de indirecte polemiek. Robert rept met geen woord over zijn nieuwe ontdekking, maar tussen de regels door – voor de goede verstaander – wordt er méér gezegd dan hij zegt… Kwasi peinzend en klagend maakt Robert zichzelf uit voor een ‘enorm kortzichtige uitgever’. Dat plaatst hij recht tegenover de kwaliteiten die Jerry en Emma samen delen: ‘Jullie houden van literatuur’. Dus niet al te letterlijk: ‘Jullie houden van elkaar – en van het bed’ maar: ‘Jullie houden van hetzelfde’. En die gedeelde kick van hen betreft – voor alle duidelijkheid… – de nieuwe roman van Casey…

Robert: Dat geeft jullie allebei een kick.
Jerry: Je bent bezopen.
Robert: Denk je? Je bedoelt, ’t geeft Emma géén kick?
Jerry: Hoe moet ik dat weten? Ze is jouw vrouw.
[Pauze]
Robert: Ja. Ja. Je hebt volkomen gelijk. Ik moet jou ook niets vragen.
Ik moet helemaal niemand iets vragen.
.

bedrog scene q2Langs indirecte weg (= oblique spelspanning) krijgt Robert het voor elkaar om te horen hoe Jerry zijn plek kent. ‘Ze is jouw vrouw’. Simpele slotsom. Geruststellend voor de status quo. Zijn resterende irritatie wentelt Robert af op de ober als derde in het squash-woordenspel. Robert bestelt een nieuwe fles en memoreert nogmaals zijn zeldzame gevoel van geluk op Torcello, alleen en gelukkig…

 

Robert: (…) ik had daar wel altijd willen blijven.
Jerry: Wij allemaal.
Robert: Ja, wij allemaal… hebben dat gevoel wel eens. O, jijzelf ook, dus? [Pauze] Ik bedoel, er is niet echt iets aan de hand, weet je. Ik heb m’n gezin. Emma en ik zijn erg goed met elkaar. Ze betekent echt iets voor me. En wat Casey betreft, dat is een eersteklas schrijver, dat zie ik nu ook.
Jerry: Meen je dat?
Robert: Eerste klas. Ik ben trots dat ik hem mag uitgeven, en jij hebt hem ontdekt, dat was heel knap van je.
Jerry: Dank je.
Robert: Je hebt een goeie neus en je bent er echt bij betrokken – dat waardeer ik in je.
Emma vindt dat ook. We hebben ’t er vaak over.
Jerry: Hoe is ’t met Emma?
Robert: Uitstekend. Je moet eens een borrel komen drinken. Zij vindt ’t ook fijn als je langs komt.

De dualistische teksten vliegen ook hier weer over de tafel. Robert meldt: ‘… en jij hebt hem ontdekt’ – terwijl hij even goed en met trots had kunnen zeggen wat hij niet zegt: ‘… en ik heb jou ontdekt’. Robert complimenteert Jerry hier letterlijk met diens goeie neus – maar hij houdt achter wat veel belangrijker is: hoe zijn eigen neus onlangs het overspel van zijn vrouw met Jerry ontdekte. En dito schuren zijn laatste woorden ook rakelings langs een andere verzwegen waarheid: dat Emma ook nog een andere, zeer specifieke ‘waardering’ heeft voor Jerry… Wáár hebben we het zo vaak over? Jerry kan niets vermoeden, maar wij weten dat Robert dondersgoed de feiten kent die hij juist niet op tafel legt. En dát is squash..

De (indirecte) slotsom van Robert’s dubbele woordenspel is uiteindelijk rustgevend… Formeel staan de rollen weer in het gewenste patroon. Einde van dit spelletje, en het leven gaat weer verder.
.

B. Met vuur en vlam 

Zo indirect en ontwijkend als de teksten van de personages vrijwel altijd zijn, zo rechtstreeks zijn ze – lijkt het – in de laatste scène. Daar zijn we getuige van de ultieme versierpoging waarmee Jerry zijn geheime liefde bespringt – bij wijze van spreken dan. Uitgerekend in haar echtelijke slaapkamer maakt hij zijn begeerde geliefde woord voor woord duidelijk wat hij voor haar voelt! En dat is niet niks.

Jerry: Je bent adembenemend. Ik ben gek op je. Alle woorden die ik gebruik, begrijp dat toch, die zijn nooit eerder gezegd. Kan je dat niet begrijpen? Ik ben gek op je.

We horen hier niet de gebruikelijke indirecte ‘versiertaal’, die veiligheidshalve nooit letterlijk verwoordt wat de echte wensen zijn en die altijd het pad van de onschuldige omweg bewandelt. De traditionele versierpoging ontkent zichzelf, zodat de blamage van een eventuele afwijzing bij voorbaat wordt voorkomen. Dan blijft ieder de aftocht bespaard. ‘Had je zin om vanavond samen een eindje te wandelen? – Nee? Ach, het is ook nogal slecht weer …’

De cliché versier-scène heeft per definitie een oblique, indirecte spanning, met een tactische tekst voor de goede verstaander. Jerry spreekt echter woorden zonder enige omweg.

bedrog bedrieglijke taalIk kan geen minuut langer wachten, ik ben compleet gevloerd, ik ben uitgeteld, je verblindt me, een diamant ben je, mijn diamant, ik zal nooit meer kunnen slapen, nee, luister, dit is de waarheid, ik zal nooit meer kunnen lopen, ik zal moeten kruipen, ik verschrompel, ik raak totaal geparalyseerd, mijn leven ligt in jouw handen, dat is waar jij me toe veroordeelt, een staat van katatonie, catatonia, ken je die staat? Ken je die? Ken je die? Die staat… waar de prins van de leegt regeert, de prins van de afwezigheid, de prins van de troosteloosheid. Ik hou van je.

Jerry windt er geen doekjes om. Woorden worden niet gespaard. Integendeel: de eerste zin van Jerry, vanaf hoofdletter tot eindpunt, telt maar liefst 75 woorden! En die woorden laten hier niets te raden over. Ik wil wat met jou. Alles. Nu.  Zonder reserve stromen de woorden uit zijn mond. De formuleringen zijn pathetisch, extatisch. Jerry verheft met verbale vondsten de realiteit tot sprookjesachtige hoogte…

bedrog affiche 35Maar eerlijk gezegd: zijn woorden zijn wat al te zoetsappig en rooskleurig. Jerry overdondert haar met zijn woorden – en in feite zichzelf ook…  Ditmaal verschuilt Jerry zich niet achter allerlei understatements, maar hij doet nu ‘omgekeerd precies hetzelfde’. Deze verbale strategie staat bekend als ‘overstatement’. Met veel pretentieuze power omzeilt hij de kwetsbare vraag waar het in wezen om gaat: wat moeten we nu? …zeg jij het maar….
Hij zou nu eerlijk en open iets kunnen neerleggen… Maar nee – Jerry etaleert uitgebreid een liefdesziekte om zo de begeerde oplossing binnen te slepen. Hij dreigt zelfs – retorisch, maar toch – met de medische complicaties van mogelijke katatonie (een totale spierverstijving of juist een heftige spierverkramping). Zou hij nu verschrompelen? Hij weet wel beter.

Kennelijk zijn er twee manieren om de tere onzekerheid van de jonge liefde te beschermen tegen een koele waarheid: je babbelt er omheen óf je dendert er dwars dóórheen. Understatement of overstatement. De overeenkomst tussen beide tactieken is echter per definitie, dat zij de waarheid niet onverbloemd tegemoet treden. Het zijn omwegen via bedrog. Zoals ook squash de omweg kiest.

Emma pareert de uitbundige prins met een waarschuwing voor de nuchtere werkelijkheid.

Emma: Mijn echtgenoot staat aan de andere kant van de deur.
Jerry: (…) Ik aanbid je. Ik ben krankzinnig verliefd op je. Ik kan niet geloven dat wat iemand op dit moment zegt ooit is gebeurd, ooit is gebeurd. Er is nooit iets gebeurd. Niets. Dit is het enige dat ooit is gebeurd. Je ogen vermoorden me. Ik ben verloren. Je bent prachtig.
Emma: Nee.
Jerry: Ja. [Hij kust haar. Zij rukt zich los. Hij kust haar. Gelach achter de deur. Zij rukt zich los. De deur gaat open. Robert.]

De amoureuze retorica heeft hier nog niet de geliefde over de drempel gehaald – maar dat komt nog wel.
Om precies te zijn: direct hierna…
.

C. Liegen alsof het gedrukt staat

We gaan hier verder met voorgaande scène. De wellustige minnaar wordt onverwacht bijna op heterdaad betrapt in de echtelijke slaapkamer, maar hij krijgt de reddende woorden als vanzelf uit zijn mond.

[… Zij rukt zich los. De deur gaat open. Robert.]

Emma: Je beste vriend is dronken.
Jerry: Aangezien jij mijn beste en oudste vriend bent, en, in de gegeven situatie, mijn gastheer, heb ik gemeend van deze gelegenheid gebruik te moeten maken om je vrouw te vertellen hoe mooi zij is.
Robert: Zeer juist.
Jerry: Het is zeer juist om… om de feiten onder ogen te zien… en zonder blozen een bewijs te overleggen, een bewijs van zuivere waardering, zonder enige terughouding.bedrog scene 27
Robert: Zonder twijfel.
Jerry: En jij mag je gelukkig prijzen dat
dit zo is, dat dit het geval is, dat haar
schoonheid het geval is.
Robert: Zeer juist.
[Jerry loopt naar Robert en
klemt zich vast aan zijn elleboog]

Jerry: Ik spreek als je oudste vriend.
Als je getuige.
Robert: Dat ben je. Inderdaad.

[Hij legt even zijn hand op Jerry’s schouder, draait zich om, verlaat de kamer. Emma gaat naar de deur. Jerry grijpt haar bij de arm. Ze blijft staan. Ze staan onbeweeeglijk, kijken elkaar aan]

Robert laat hen in vertrouwen achter. Pas jaren later zal hij ontdekken dat hij enkele van deze ironische woorden beter platweg letterlijk had kunnen nemen: Jerry maakte hier inderdaad van de gelegenheid gebruik om Emma bloedserieus te vertellen hoe mooi zij is. Met alle bedoelingen vandien. Maar juist omdat dat alles (schijnbaar) zo openlijk en letterlijk op tafel wordt gegooid, veegt Robert het net zo makkelijk weer van de tafel af…. Humor, nietwaar? Nee: het is gewoon wél waar.

Strategie: de beste leugen is de waarheid… de waarheid die ontkent zich wel.

In de stijl van de formuleringen horen we ook een passende toon: Jerry hanteert hier spelenderwijs een ambtelijk taalgebruik, de retorica van de rechtbank. Een aardige knipoog in een geval van bedrog!

‘Aangezien jij…in de gegeven situatie…heb ik gemeend van deze situatie gebruik te moeten maken… het is zeer juist om de feiten onder onder te zien… een bewijs te overleggen… zonder enige terughouding… jij mag je gelukkig prijzen… dat haar schoonheid het geval is… ik spreek als je oudste vriend…’.

In plaats van de laatste woorden had hij deze waarheid ook minder aangezet, maar dan duidelijker, kunnen bekennen: ‘Ik ben dan wel je vriend, maar ik val als een deur op jouw vrouw en daarom wil ik haar hebben’. Robert laat zich echter misleiden door het gretige woordenspelletje en speelt het graag mee, volgens de humor van zijn klasse.

Bij het nakaarten over het stuk Bedrog als geheel (horizontaal) klinkt nogal eens de veronderstelling dat Robert  bij deze ontmoeting in de slaapkamer reeds begrepen zou hebben dat zijn vrouw en Jerry overspelig bezig waren, maar dat hij daar bewust niet op reageerde. Dat vermoeden is echter aanwijsbaar onjuist. Jaren later ontdekt Robert in Venetië bij toeval het bedrog van zijn vrouw en Jerry. Emma bekent uit zichzelf dat zij met Jerry een flat heeft. Robert wil dan weten hoe lang die affaire dan al loopt.

Emma: Al een tijd.
Robert: Jawel, maar hoe lang precies?
Emma: Vijf jaar.
Robert: Vijf jaar? [Pauze]

Deze reactie van Robert staat cursief gedrukt! Wie uit voorgaande nog niet heeft begrepen dat Robert probeert te achterhalen wat hij nog niet weet, moet hier toch wel zien dat hij totaal wordt verrast door dit antwoord. Vijf jaar?!? Deze onverwachte waarheid brengt hem er nu toe om iets anders alsnog op waarheid te controleren…

Robert: Vijf jaar? [Pauze] Ned is één. [Pauze] Heb je gehoord wat ik zeg?
Emma: Ja. Hij is jouw zoon. Jerry was in Amerika. Voor twee maanden [Stilte]

En daarmee is Robert dan bekomen van zijn schrik over de totaal onverwachte feiten.
.

D. Zwijgen is goud

Sommige dingen kunnen maar beter niet gezegd worden en zijn dan toch nog – of juist zodoende – zonneklaar. In een wereld van bedrog en heimelijke contacten moet er veel onder de oppervlakte blijven, dus soms dragen zelfs cryptogrammatische teksten teveel risico’s met zich mee. Dan is zwijgen goud. Een mooi voorbeeld daarvan komt bij ons ook nog aan de orde in het volgende hoofdstuk, over het handelingsverloop. Zie dus ook aldaar, bij het motorisch moment, in de laatste scène. Dat gaat aldus.

Jerry heeft in de echtelijke slaapkamer uitgebreid moeite gedaan om Emma te veroveren via de spraakmakende methode ‘vuur en vlam’. Onverwacht wordt deze escapade onderbroken door de entree van Robert, maar na Jerry’s geslaagde verdedigingstechniek onder de noemer ‘liegen alsof het gedrukt staat’, verlaat Robert al snel en nietsvermoedend het amoureuze geheime stel in aanbouw.

En dan. Wanneer ook Emma dan aanstalten maakt om uit de kamer te vertrekken houdt Jerry haar tegen door zijn hand op haar arm te leggen… Dat werkt, Emma staakt de aftocht en blijft waar Jerry wil. De dansmuziek die eerder uit de feestelijke woonkamer klonk, vloeit over in een atonale, zweverige, expressionistische (film-)muziek die verwijst naar de innerlijke verwarring die nu toe slaat. Even kijkt Emma nog radeloos voor zich uit. Jerry houdt haar letterlijk vast. Dan glijden de handen wederzijds naar elkaar toe, in vloeiende beweging, elkaar letterlijk aftastend, op zoek naar het antwoord op de nu uiterst heftige, maar onuitgesproken vraag: toenadering? Zo lang de handen zich nog bewegen, tergend langzaam in elkaar vloeiend, is de scène nog in ontwikkeling – is het antwoord nog onderweg. Dan vinden de handen elkaar volledig, de omsluiting is voltooid en de beweging stokt.

bedrog scene 33 klein

Het sluiten van het huwelijk heet ook wel: het delen van de hand. Dat doet het paar hier letterlijk, zoals het trouwens ook officieel ten stadhuize gebeurt. ‘Geef elkaar de hand’. Het verschil tussen beide situaties is:

  • ten stadhuize wordt vervolgens luid en duidelijk, graag en voor iedereen hoorbaar, het ja-woord uitgesproken, iets wat formeel zelfs geëist wordt!
  • in deze echtelijke slaapkamer vinden de vreemdgaande handen elkaar zwijgend: het ja-woord wordt wijselijk niet uitsproken. Hier komt een stille afspraak tot stand….  ‘Je weet wel…’

.
Pinteriaanse puzzels

Teksten van Pinter hebben twee mogelijke, bedrieglijke kanten:

  • ofwel de tekst heeft wel degelijk een achterliggende, maar dik verborgen betekenis, zoals hierboven met de nodige moeite werd achterhaald;
  • ofwel de tekst verbergt geen enkele extra betekenis en heeft niets meer te zeggen dan dat er letterlijk gezegd wordt – dus bespaar u de moeite.

Hou die opties maar eens uit elkaar… Het risico is in ieder geval, dat de lezer/regisseur/speler van Pinter nogal eens op zoek gaat naar onvindbare verklaringen rondom de personages – verklaringen die er echt helemaal niet zijn. Maar wanneer die verklaringen dan niet worden gevonden, compenseert de lezer dat nogal eens door die broodnodige ‘uitleg’ eigenhandig in de wereld te helpen, met volle overtuiging en fantasie. Maar waarom eigenlijk die ’toegevoegde uitleg’? Wij hoeven toch niet alles te weten? Dat is zelfs onmogelijk.

Pinter speelt met een aloude, ingesleten verwachting: namelijk dat alle rondgestrooide feiten binnen een drama uiteindelijk op hun plek vallen, binnen een sluitend patroon. In meer stukken dan gedacht is dat ook simpelweg zo. Deze code wordt echter gewijzigd, wanneer – in de 20ste eeuw – de schrijver juist wil tonen dat níet alles klopt binnen onze onuitroeibare behoefte aan verklaring en uitleg. Pinter toont ons (ook) een wereld van onduidelijkheden, misverstanden, ontbrekende gegevens, feilbare geheugens…
.

Een treffend voorbeeld van zo’n wankele waarheid vinden we in de kwestie ‘in welke  keuken?’. Een vraag die in twee scènes wordt gesteld en waarop Jerry en Emma ieder een ander antwoord hebben. In scène 1 ontmoeten Jerry en Emma elkaar weer eens, in een kroeg.

Kroeg, weerzien
Kroeg, weerzien

Scène 1. Kroeg. 1977. Voorjaar

Emma: (…) Weet je nog die keer… god, ja, dat was… toen je haar opnam en de lucht in gooide en weer opving?
Jerry: Ze was erg licht.
Emma: Ze herinnert zich dat nog precies, wist je dat?
Jerry: Echt?   (blz. 6)

Hier wordt grote nadruk gelegd op het vermogen van het geheugen en op de waarde van de herinneringen. Het geheugen van dochter Charlotte wordt geprezen als precies. Maar wanneer Jerry dan vraagt of Charlotte iets weet over hun affaire van destijds, antwoordt Emma als vanzelfsprekend: ‘Natuurlijk niet. Ze herinnert zich jou alleen als een goede vriend.‘ Waar dit al te vanzelfsprekende antwoord op berust blijft maar de vraag. En uit de volgende stappen blijkt juist hoe onbetrouwbaar het menselijke geheugen kan zijn.

Jerry: Ja, iedereen was er die dag, in een kring om ons heen – jouw man, mijn vrouw, alle kinderen, ik zie ’t nog voor me.
Emma: Welke dag?
Jerry: Toen ik haar omhoog gooide. Het was bij jou in de keuken. 
Emma: Het was bij jou in de keuken. [Stilte]   (blz. 6)

Jerry neemt kennelijk Emma’s tegenspraak voor waar aan, blijkt enkele ogenblikken later, bij het slot van deze scène:

Jerry: (…) Ik bedoel, ik heb z’n eigen dochter in m’n eigen armen genomen en haar de lucht ingegooid en weer opgevangen, in m’n eigen keuken.   (blz. 11)

Vier jaar eerder kwam deze vraag naar het verleden op precies dezelfde wijze al eens aan de orde.
Ook toen corrigeerde Emma de locatie van het verhaaltje.

Scène 6. Flat. 1973. Zomer

Jerry: (…) Herinner jij je dat nog, wanneer was ’t, een paar jaar geleden, we waren allemaal bij jou in de keuken, ik neem aan met kerstmis of zoiets, herinner je je dat, de kinderen renden allemaal rond en plotseling greep ik Charlotte en ik tilde haar omhoog, en toen nog een keer, op en neer, op en neer. Weet je nog hoe ze lachte?
Emma: Iedereen lachte.
Jerry:  Ze was zó licht. Jouw man was er, en mijn vrouw, en alle kinderen en iedereen stond te lachen in jouw keuken. Dat is een beeld dat ik niet kwijt raak.
Emma: Het was anders in jouw keuken.  (blz. 53, 54)

Al wordt de herinnering nog zo belangrijk genoemd, wankel is die toch wel! Wanneer was het…? … paar jaar geleden… kerstmis ofzo…? En twee keer zien we hoe Emma de herinnering van Jerry corrigeert: want waar was het nu eigenlijk? Maar al neemt Jerry twee maal de correctie van Emma over, dan rest ons nog steeds de vraag of Jerry misschien toch wel gelijk had en zich ten onrechte bij Emma aansloot. Ze ‘delen’ tenslotte dan wel het idee over de locatie, maar of dat ook echt klopt…? Geen idee – want juist de verwarring daarover wordt nadrukkelijk naar voren geschoven. Uitgerekend wanneer Jerry spreekt over ‘een beeld dat ik niet kwijt raak’, kan hij daarop direct worden gecorrigeerd… dus zo stevig is dat beeld kennelijk juist helemaal niet!

Via deze herhaalde, concrete ‘keuken-vraag’ toont Pinter de onbetrouwbaarheid van het geheugen, van de kennis van de meest simpele feiten uit het verleden – en hoe de mens daar mee omgaat. Terwijl het geheugen van Charlotte ‘precies’ wordt genoemd, blijkt het geheugen van een ander (van wie?) te falen. Welke keuken was het dan? Maar uiteindelijk is het van geen enkel belang om te achterhalen in welke keuken het nu werkelijk gebeurde… En ook niet wie Pinter uiteindelijk in het gelijk stelt: Jerry of Emma. De vraag naar de locatie mag onbeantwoord blijven: van belang is echter wát daar gebeurde en dat een poging wordt gedaan om die herinnering te delen: hoe Jerry de kleine Charlotte hoog in de lucht tilde…

De herinnering aan het verleden wordt in deze eerste scène vaak op een voetstuk geplaatst.

Emma: Denk je nog wel eens aan me?
Jerry: Ik hoef niet aan je te denken.
Emma: Niet?   (blz. 5)

En slechts enkele clausen verder nogmaals….

Emma: Denk je nog wel eens aan me?
Jerry: Ik denk nog wel eens aan je.  (blz. 5)

De behoefte om herinneringen te delen is groot. Er wordt gretig gebladerd in het verleden.

bedrog scene 14

Emma: Ik reed langs het huis en stopte een meter of vijftig verder, zoals wij dat altijd deden,  weet je nog? (blz. 7)

****

Emma: Herinner je je ’t nog? Ik bedoel, herinner je je ’t echt nog?

Jerry: Ik herinner ’t me nog. (blz. 10)
.

De herinneringen worden rijkelijk opgehaald, het verleden wordt gedeeld en gekoesterd. Tegelijkertijd geldt ook het tegendeel: het verleden wordt ook verzwegen, de geschiedenis wordt steeds verdraaid. Jerry hoort hier tot zijn schrik dat Emma in de afgelopen nacht alles aan Robert heeft verteld. Hij neemt zondermeer aan dat Emma die bekentenis pas in deze nacht voor het eerst heeft gedaan – en Emma spreekt dat wijselijk niet tegen… Wanneer Jerry dan onthutst over zijn ontdekking bij Robert belandt om alles op te lossen, moet hij daar vervolgens ontdekken, dat Robert van dat overspel al jarenlang op de hoogte was…

De geschiedenis reist via verschillende wegen naar het heden. Zo vertelde Emma nooit aan Jerry van haar bekentenis naar Robert – dat stukje geschiedenis komt haast bij toeval aan het licht, vele jaren later. Daartegenover staat haar grote verlangen om herinneringen uit de geschiedenis juist wel op te halen en met Jerry te delen. En dan zijn er ook nog die ‘onvergetelijke’ belevenissen uit het verleden, waarbij het geheugen toch hopeloos tekort blijkt te schieten: fout ! – het ging toen echt anders…

Of  zo’n puzzel zonder oplossing, zoals in hoofdstuk 3 (Personages) aan de orde was: is de ober in het Italiaanse restaurant de vader of de zoon? Dat blijft een hardnekkige, onoplosbare kwestie: de vader of de zoon? Er is geen antwoord. Maar wat doet dat ertoe? Dat het antwoord ontbreekt is ook een feit.

Welke waarheid delen wij nu eigenlijk? Wat is de betrouwbaarheid van het geheugen? En wat is de betrouwbaarheid van de mens? Alles zit anders dan gedacht… misschien. Behept met de drang om alle puzzels van de hele wereld op te lossen – en tevens het onvermogen daartoe. Zo toont Pinter de mens.

En zo hebben de dialoogteksten afwisselend juist wel of juist geen achterliggende, verborgen betekenis. Dat veronderstelt de nodige speurdrift bij de lezers en bij de uitvoerders van het werk.

Enerzijds is er bij Pinter er meer verklaring en uitleg te vinden dan gedacht. Het probleem is echter vaak, dat de gezochte waarheid niet snel genoeg gevonden wordt. Juist het terloopse taalgebruik  in de dialoog is lastig, daar lees je maar al te gemakkelijk doorheen… Maar achter die schijnbare oppervlakkigheid, redundante formuleringen en indirecte spanning, zit meer simpele, krachtige richting in het spel dan aanvankelijk gedacht. Het blijft de moeite waard om goed te zoeken – en dan te vinden.

Anderzijds heeft deze bekende medaille van Pinter – ‘er staat méér in de tekst dan je denkt’- helaas ook een andere kant. De lezer die ‘weet’ dat Pinter nogal eens speelt met een verborgen waarheid, loopt ook het risico om in het stuk hier en daar een cryptische code te veronderstellen – terwijl die er helemaal niet is. Talloze teksten waar de lezer/regisseur/speler niet direct een uitleg voor weet te vinden, worden dan – helaas – automatisch geplaatst in het Pinteriaanse hoekje, waar de fantasie het rijk alleen heeft en ieders ‘eigen interpretatie’ het bij voorbaat wint van de simpele afwezigheid van betekenis. Die is er soms gewoonweg niet.

Niet iedere vraag kent een antwoord. Dat antwoord ontbreekt dan volledig. Maar het spel van vraag en antwoord kan ook worden gespeeld wanneer de vraag het wint van het antwoord. Dan rest ons niets anders dan de vraag. Hoe zat het eigenlijk..? Hoe ging het ook alweer…?  Of misschien toch anders…?

 zie verder > Bedrog, handelingsverloop